Column Theo Segers: ‘Maria in Molenlanden’
Algemeen
194
keer gelezen
Afgelopen zomervakantie bezochten mijn vrouw en ik in het noorden van Frankrijk een kerk. De versiering op het altaar viel ons op: ‘Merci Marie’. Bijzonder dat dankwoord ‘dank u wel, Maria’ op het altaar. Het was net na 15 augustus, de dag dat de Hemelvaart van Maria zou zijn geweest. Er is geen bewijs voor, maar in veel kerken wordt dat herdacht. Evenals dat ze haar laatste dagen in Efeze zou hebben doorgebracht en zijn begraven. Daar zou Maria ook een keer zijn verschenen. Het lijkt dat juist daar waar onheil en ellende is, waar zwakkeren zich manifesteren, Maria als boegbeeld wordt genoemd.
Waar ik deze kennis vandaan haal? Het is mijn gewoonte om in de vakantie een aantal boeken te lezen. De afgelopen vakantie zat er ook het boek van Arnold Huijgen ‘Maria, icoon van genade’ in ons krat met boeken. In mijn column komen niet vaak kerkelijke kwesties voor, nu dan toch de uitzondering. Dit boek is genomineerd als beste theologisch boek van dit jaar. Ook ik heb ervan genoten, omdat het theologisch, maar ook kerkhistorisch zeer boeiend is.
Op pagina 148 wordt een dorp uit Molenlanden genoemd. Het gaat daar over de vraag of we de graven van heiligen nu moeten vereren of niet. Er staat, ik citeer: ‘Consequent in Calvijns spoor geredeneerd zou het graf van Martinus van Tours een even heilige of onheilige plaats zijn als een supermarkt in Bleskensgraaf.’ Waarom kiest Huijgen voor dit dorp uit de Alblasserwaard? En niet Amsterdam of Zaamslag? Ik heb het hem gevraagd. En de schrijver komt daar in een bijeenkomst van predikanten en voorgangers in onze gemeente antwoord op geven. Huijgen zegt onder andere dat bezinning op Maria licht werpt op vragen over Europa, gender, LHTBI+ en seksualiteit. Met elkaar gaan we in gesprek. Het belooft een interessante bijeenkomst te worden, ik kijk ernaar uit.