Ik hou van hen

Vaak denk ik dat het niet normaal is hoe wij met dieren omgaan. Dan wil ik acuut geen vlees meer eten. Ik zag eens hoe levende kippen van de lopende band een krat in rolden. Het bezorgde me een steek in mijn maag, maar terugdenkend aan mijn kerstdiner vergeet ik die pijn soms al te makkelijk.

Het wassende water van de Linge kwam in die zin gelegen, zo aan het begin van het jaar. Goede voornemens, je weet wel. Mijn moestuin werd een moesvijver en het kippenhok een ark. Dus besloot ik over te gaan tot evacuatie van Spikkel en consorten. Het werd een hachelijke onderneming. Ik bleef kleven in de klei terwijl mijn laarzen gulzig water dronken. Wadend tussen de boerenkool bracht ik kip voor kip in veiligheid. De dames bleken alleen niet gecharmeerd van het geïmproviseerde hok in mijn achtertuin. Bij het vallen van de avond pleegden ze een coup en zochten hun heil bij de buren. Door schuldgevoel verteerd, droomde ik die nacht hoe ze zouden eindigden. Als hoofdgerecht voor de marter of dessert van een wolf. 

De volgende ochtend ontwaakte ik met een kukelende kater: die van mijn eigen hypocrisie. Stralend verscheen zij aan de horizon, feller dan ooit. Want waarom zou ik wind en water trotseren om mijn kippen te redden, jankend wakker liggen als ze vervolgens ontsnappen, om er morgen bij wijze van spreken weer eentje op mijn bord te gooien? Ook de gemoedssusser dat de weinige kippen die ik eet wel een goed leven hebben gehad, moest eraan geloven. ‘Ik snap niet dat ze willen ontsnappen terwijl we zo goed voor ze zorgen’, sipte mijn dochter tijdens het ontbijt. ‘Prima’, antwoordde ik. ‘Dan geef ik je alles wat je wilt en nodig hebt, maar sluit ik je wel voor de rest van je leven op in je kamer.’ Dat was de genadeklap waarmee ik mezelf definitief elk argument ontnam om ooit nog onbezorgd te kunnen genieten van ook maar één hap filet.

En alsof ze het wisten drentelden mijn kippen na het ontbijt plots weer hoogst triomfantelijk door de achtertuin. Eén exemplaar bevond zich nog hoog in de heg. Als een windhaan stak haar koppie boven het gebladerte uit. Het keek me scheef aan, alsof ze vroeg om mijn onvoorwaardelijke liefde voor de hele toom. Daarover kan geen twijfel bestaan. Ik hou van hen. De toekomst moet uitwijzen wat die woorden waard zijn.