• Marja van Gessel toont een foto van haarzelf met een uit het Inundatiekanaal gered vosje.
• Marja van Gessel toont een foto van haarzelf met een uit het Inundatiekanaal gered vosje. Foto: Rob Zantinge

Marja van Gessel ving al in '87 dieren op

tiel • Marja van Gessel rijdt inmiddels, samen met echtgenoot Albert, vermoedelijk ergens halverwege Spanje. Hun huis is desondanks in goede handen. Dinsdag had ze nog alle tijd voor een uitgebreid interview. Aanleiding hiervoor is 't feit dat ze is gestopt als directeur van de Stichting Dierenhulp Dierenambulance. Niet dat ze er helemaal mee ophoudt. Nee, ze wordt weer vrijwilliger. En ze is, nog tot 1 juni, adjunct-directeur. "Vanwege de bestuurlijke noodzaak", zegt ze.

"Ik kan nu gaan en staan waar ik wil", lacht ze, terwijl de caravan nog voor de deur staat. "Die gaat vaak achter de auto, meer dan andere jaren. Albert en ik zijn goed ter been en ik wil gewoon meer weg. En fietsen vind ik vréselijk."
Marja van Gessel richtte de Stichting Dierenhulp Dierenambulance in 1991 zelf op. En die stichting is de afgelopen jaren flink gegroeid. "Daar ben ik hartstikke trots op", glimt Marja. "Het is mijn derde kindje." Al in 1987 was Marja van Gessel druk met de opvang van dieren. Vrijwillig, op eigen initiatief. "Met vermist en gevonden. Als een politieagent een keer geen zin had, dan belden ze mij. Dan haalde ik met mijn Toyota Tercel ergens een beest op en dan stonk die auto naderhand meestal vreselijk. Een voordeel was wel dat-ie op lpg reed, dus dat was lekker voordelig."
Marja van Gessel is straks opnieuw vrijwilliger. "De hoofdtaken en de verantwoording kwamen voorheen op mij neer. Ik vroeg ook bijna nooit wat aan een ander en dacht vaak: ik doe het zelf wel. Als er gaten in het rooster vielen, dan vulde ik die zelf wel in. De laatste drie jaar maak ik geen roosters meer en heb mezelf mooi bijna helemaal van de ambulance afgehaald. Eigenlijk doe ik alleen nog kantoorwerk. Ik leid ook vrijwilligers op voor EHBO. En en hoe ze met de benodigdheden van de dierenambulance om moeten gaan, zoals de hondenvangstok, de kattentang en de nijptang."
Een nijptang? Marja legt uit: "Laagvliegende roofvogels komen nog wel eens in het prikkeldraad terecht. Dat gebeurt één á twee keer per jaar. Dus moeten we de draad kapot knippen, want ze komen met hun vleugels vast te zitten. Dat wordt vrijwel altijd gezien door fietsers en het gebeurt op onmogelijke plekken. En je moet ook nog eens oppassen dat er geen koeien lopen, want je bent vaak op iemands land. Af en toe weet je ook niet of je het prikkeldraad wel of juist níet kapot mag knippen. Maar ja, zo'n beest moet gered worden."

Vangklemmen

Met vallen voor muskusratten is Marja van Gessel ook niet blij. "De laatste tijd komen daar, bij laag water, vaak vogels in terecht. Zo'n kraai of ekster denkt dan: hé, wat is dat, is nieuwgierig en dan gaat het mis. We hebben dat overlegd met het waterschap en nu halen ze die vangklemmen bij laag water weg."
De Stichting Dierenhulp Dierenambulance zetelt sinds 2001 aan de J.D. van Leeuwenstraat, op een ietwat macabere plek. "De secretaris van toenmalig burgemeester Ed van Tellingen, Bart Bosman, belde me destijds op en zei: We hebben een onderkomen voor je, maar ik durf het bijna niet te zeggen... het voormalige slachthuis. Toen zei ik: Waar eerst dierenleed was, gaat nu dierenliefde komen. Zware jongens hebben vervolgens, in opdracht van de reclassering, al die grote, zware, ijzeren dingen eraf gehaald en alles schoongemaakt. En bínnen een weekend had ik voor mezelf al ingedeeld wat waar zou komen en wie waar moest zitten. We deelden de ruimten toen nog met de archeologen van de BATO." Buurman Branco, van Autobedrijf De Lange, heeft later de ruimte rond het pand verder bestraat. Dat was nodig, vanwege de parkeerruimte voor de ambulances, die ook door De Lange worden onderhouden.

Geit wordt hond

Het geitenweitje werd níet bestraat. In dat weitje liep Karel. Nee, géén bok, maar een geit, vaste klant sinds 2001. "Toen Karel achttien was en overleed, wilden we haar dan ook niet op de kadaverstapel hebben. Maar ja, vee mag niet gecremeerd worden, dus was Karel opeens een Deense Dog", grinnikt Marja. "Het wás ook net een hond, die helemaal z'n eigen gang ging."

Rob Zantinge