Overluiden

Je wilt de herrie van de grote stad achter je laten en verhuist naar een pittoresk stadje in West Betuwe. Ik herinner me nog goed het bedrogen gevoel waarmee ik de eerste zondag na onze verhuizing rechtop in bed zat. Niemand had verteld dat je hier op zondagmorgen genadeloos uit bed wordt geklingeld. Maar zoals dat gaat met vreemde dingen: alles went. Na vijf jaar in dit stadje hoor ik de kerkklok niet meer. Behalve wanneer hij langer en op een ander tijdstip luidt dan gewoonlijk. Al eeuwenlang doet de klok uit 1532 zijn opschrift eer aan. ‘Den levenden roep ik. Den doden overluy ik’: van de kerk tot aan het graf vergezelt hij de rouwstoet met klokgelui. 

Of ik nu wil of niet, het overluiden van de dode bepaalt me bij het feit dat ook ik op een dag aan de beurt ben om te sterven. Niet echt mijn favoriete onderwerp, al relativeert het direct mijn dagelijkse beslommeringen. Met de dood voor ogen zie je nu eenmaal beter wat er echt toe doet in het leven. Je druk maken om alles kaalvretende slakken in je moestuin hoort daar overduidelijk niet bij. Het kan echter zijn dat het klokgelui bij de volgende uitvaart mijn moestuin niet langer bereikt. Op de begraafplaats in ons stadje is onlangs een klein luidklokje uit het voormalig Raadhuis in gebruik genomen. Door de historische vereniging aangeboden als gratis alternatief voor de prijzige klok van de grote kerk. Het geluid van dit klokje is even mooi, maar draagt minder ver, zo las ik in de krant. 

Dat brengt ons bij de recente begrafenis van mijn kip. Ik trof haar op een dag ziek aan. De witte veren als engelenvleugels uitgewaaierd over de grond. Ze liet zich zonder tegenstribbelen oppakken en neerleggen op een zacht en veilig plekje in het hok. De volgende dag lag ze daar doodstil. Papa en de kleuter groeven een gat. We legden de kip op een bedje van stro en dekten haar toe met aarde. "Blijft ze nu de héééle dag dood mama?” Als ik straks de grote klok den doden niet meer hoor overluiden, heb ik altijd mijn vierjarige nog. Geregeld staart hij een fractie van een seconde naar de grond waaronder de kip nog altijd ligt. Beetje bij beetje dringt het zachtjes tot hem door wat dood zijn betekent. Het volgende moment gaat hij er met een luide Tarzankreet vandoor en geniet van wat er voor hem nu echt toe doet: zand, lego, brandweerwagens en iets lekkers bij de koffie.