• Onderzoek moet ouderdom Viaanse skeletten uitwijzen
• Onderzoek moet ouderdom Viaanse skeletten uitwijzen Foto: Aangeleverd

Wetenschappelijk onderzoek naar ouderdom, herkomst en 'dieet'

Nader onderzoek Viaanse Skeletten

vianen • In de berichtgeving over de skeletvondst zijn allerlei suggesties gedaan over de herkomst en datering. Die variëren van de late Middeleeuwen, de Stichtse oorlog en de Tachtigjarige oorlog tot de Eerste Coalitieoorlog, een militair conflict tussen ‘revolutionair’ Frankrijk en een aantal Europese mogendheden, waaronder de Nederlandse Republiek. Koolstofdateringen (14C) en isotopenonderzoek moeten duidelijk maken hoe oud de skeletten zijn en over de omgeving waarin deze mensen destijds leefden.

Isotopenonderzoek

Maar wat is nu precies isotopenonderzoek? Om de ouderdom van skeletten vast te stellen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde koolstof-14 methode. Koolstof-14 is een radioactief element, die in de atmosfeer wordt gevormd. Het radioactieve koolstof komt in de biologische kringloop van de aarde terecht en wordt opgenomen door planten, dieren en mensen. Als het organisme sterft, stopt die opname en halveert het in 5736 jaar naar stikstof-14 (14N). Door te meten hoeveel koolstof-14 er nog over is in een organisme, is het mogelijk te berekenen hoe oud het is.

Isotopenonderzoek wordt pas sinds pakweg 40 jaar toegepast en is dus nog een relatief jonge specialisatie binnen de archeologie. Ervaringen worden dan ook binnen Europa gedeeld. Dat levert nu al interessante en vernieuwende inzichten op over de mobiliteit van mens en dier.


Mobiliteit

Een aantal skeletten uit het massagraf is naar The British Geological Suvey in Engeland gestuurd voor strontium isotopenonderzoek. Dit onderzoek helpt historici te bepalen waar iemand heeft geleefd. Onderzoek naar de aanwezigheid van chemische elementen in skeletresten geeft inzicht in vragen rond mobiliteit en wat mensen gegeten hebben. De belangrijkste isotopensystemen die in de archeologie gebruikt worden, zijn die van strontium, zuurstof, koolstof en stikstof. Alle elementen worden tijdens het leven opgenomen in het lichaam en de verhoudingen tussen de verschillende vormen (isotopen) van een element geven informatie over waar mensen of dieren vandaan komen en wat zij allemaal gegeten hebben.


Ondergrond

Dr. Lisette Kootker, specialist archeologisch en forensisch isotopenonderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam: “Het element strontium zit in de geologische ondergrond. Hoe ouder de geologie, hoe hoger de verhouding 87Sr/86Sr. Hoe jonger de onderliggende geologie, hoe lager deze verhouding is. Door processen van verwering komt dat strontium uit het gesteente in de bodem terecht. Daar groeien planten in en die planten halen vervolgens het strontium uit de grond. De planten worden weer gegeten door de koeien of door ons en op die manier komt dat strontium, dat ooit in het geologische gesteente zat, in ons lichaam. Het is belangrijk om te weten dat het ook in het tandglazuur terechtkomt. Dat mineraliseert in de eerste zestien jaar van je leven, afhankelijk van het te analyseren gebitselement. Als ik de verhouding 87Sr/86Sr uit iemands eerste kies analyseer, geeft me dat een indicatie waar diegene is geweest in de eerste drie jaar van zijn leven. Er van uitgaande dat deze persoon lokaal verbouwd voedsel heeft gegeten of voedsel dat tijdens de jacht is verkregen." Botmateriaal is minder geschikt voor isotopenonderzoek, omdat er fysische en chemische veranderingen plaatsvinden, nadat het bot is begraven. Daarom wordt in de archeologie alleen tandglazuur voor herkomstonderzoek gebruikt. Als de koolstofdateringen zijn uitgevoerd en het isotopenonderzoek is afgerond, bestaat er niet alleen duidelijkheid over de periode waarin de mensen uit het massagraf hebben geleefd, maar ook over de plek waar ze vandaan kwamen.


Henk Lammertink (Bron: Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de VU Amsterdam.)