• Bij zijn woning heeft Jan de Jong ook nog enkele koeien.
• Bij zijn woning heeft Jan de Jong ook nog enkele koeien. Foto: Geurt Mouthaan

Jan de Jong melkt nog met de hand

Laatste boer van Papendrecht

Jan de Jong is boer in hart en nieren; hij is als laatste overgebleven van de melkveehouders die langs de dijk in Papendrecht hun koeien hielden.

De route naar de plek van bestemming wordt gekenmerkt door de onstuimig gegroeide nieuwbouw van Sliedrecht en Papendrecht en de bedrijvigheid aan de Ketelweg; de Matena is daarmee vergeleken een oase van rust. De vroegere druk gebruikte hoofdverbinding tussen de twee dorpen aan de Merwede is nu stilgevallen. Het huis van Jan de Jong is daarin ook nog eens een groene enclave. Houten hekken, een met zwarte planken gepotdekselde schuur, dikke oude knotwilgen, een moestuin met prominent de stokken met stokbonen, een weilandje met vier kalveren; vanaf zijn geboorte in 1960 is dit het thuis van de laatste boer van Papendrecht. 

"Kijk, je ziet hier hoe het er uitzag toen ik jong was", wijst hij op een foto met koeien in een weiland, waar nu de Sliedrechtse nieuwbouw staat. "Destijds zaten hier allemaal boeren langs de dijk. Ze zijn in de loop van de tijd allemaal gestopt of met hun bedrijf op een andere plek verder gegaan." 

Daardoor kan hij zichzelf nu de laatste boer van Papendrecht noemen, alhoewel hij slechts een paar koeien heeft. Jan de Jong vertelt erover in de keuken van zijn ouderlijk huis, waar hij vanaf zijn geboorte woont. Aan één van de muren hangt een zwart-wit foto van een jongen en een man in een schouw met melkbussen. "Dat is mijn vader met één van zijn ooms. Die hadden hier een boerderij langs de Baanhoek. Mijn opa, die hoofdonderwijzer was, overleed al vroeg en mijn oma is met mijn vader bij die ooms gaan wonen. Mijn vader werkte ook op de boerderij. Toen hij trouwde met mijn moeder, hebben ze dit huis ernaast gebouwd."

Jan de Jong groeide daarmee op in het boerenleven van de jaren zestig, waarin de overgang naar een modernere vorm van een boerenbedrijf runnen in volle gang was. "In de hooibouw weet ik nog dat het gras op hopen, oppers, werd opgestapeld. Daarna ging het met een paard en wagen naar de boerderij en werd het met hooivorken op een transporteur gegooid, waarna het naar de hooizolder ging. De laatste keer dat ze dat deden was de eerste keer dat het hooi in pakken werd vervoerd. Dat hadden ze hoog opgestapeld op een wagen die door een kleine Ford-trekker werd getrokken. Op de dijk ging het mis en kieperde alles om. Mijn ooms gingen 's ochtends om vier uur melken. Dat deden ze nog met de hand. Ze hadden zo'n dertig koeien en daarmee had je een behoorlijke veestapel. Ze moesten voortmaken, want om acht uur moest het in de melkbussen aan de dijk staan. Het was sowieso lichamelijk heel zwaar. Alles ging met de hand, het gras maaien, het sloten, het melken. Op hun zeventigste waren mijn ooms helemaal versleten." 

Het opgroeien in zo'n omgeving zorgde er bij Jan de Jong voor dat hij een boer in hart en nieren werd. Hij kan nog steeds genieten van de geur van gemaaid gras én van de mest die op het land verspreid wordt. Dat zijn vader op een gegeven moment de zeven koeien die in de schuur naast het huis stonden, wegdeed, was destijds een forse teleurstelling voor hem. Jarenlang hield hij tientallen geiten, maar een jaar of twintig geleden stopte hij daarmee. "Dat bracht toen te weinig op." 

'Lichamelijk was het heel zwaar. Alles ging met de hand, maaien, sloten, melken'

De Jong vond een nieuwe baan als melkcontroleur en is inmiddels bij vele boeren in de Alblasserwaard en omgeving al jarenlang een vertrouwde verschijning. "Bij sommigen hoor ik gewoon bij de inventaris", lacht hij. "Maar ik ben er heel blij mee, want zo houd ik voeling met het boerenleven. En voor de boeren heeft het als voordeel dat ik weet waar zij mee te maken hebben. Ik spreek hun taal."

Maar ook op een andere manier blijft hij boer. Naast de kalveren bij zijn woningen houdt hij op een stuk land tussen Wijngaarden en Bleskensgraaf, vlakbij het Esso tankstation, nog twee roodbonte koeien. "Die melk ik elke dag twee keer, met de hand. Waarom ik het op die ouderwetse manier doe? Ik ben het gewend en het gaat bijna net zo snel als machinaal. De melk gebruik ik voor de kalfjes en ook zelf, bijvoorbeeld om het in de koffie te doen."

Het is daarmee één van de manieren waarop Jan de Jong in zijn eigen onderhoud voorziet. De groente en de aardappelen die bij hem op tafel komen, zijn rechtstreeks afkomstig uit zijn moestuin. "Voor de winter doe ik het in de diepvries en dan eet ik ook spruiten en boerenkool. Als ik het druk heb, pak ik een krop sla. Je kunt niet alles zelf verbouwen; ik ga ook gewoon naar de supermarkt om bijvoorbeeld koeken en suiker te halen." Het is maar een bescheiden huishouden, maar vervelen doet de Papendrechter zich nooit. "Vanochtend nog moest ik een bos brandnetels wegmaaien en het hek van de jonge bok die ik ook heb repareren. Er is altijd wel wat te doen."