• Met zijn vijven in 1956 over de finish; tweede van links Anton Verhoeven,
• Met zijn vijven in 1956 over de finish; tweede van links Anton Verhoeven, Foto: Harry Pot/Nationaal Archief

Dussenaar reed vier Elfstedentochten

Anton was altijd ijzersterk

Nederland is plotseling in de ban van een zeer strenge winter. Nachttemperaturen van -15 graden waren de afgelopen week geen uitzondering. En als het ijs op meren, vaarten, plassen en ijsbanen gaat groeien, stijgt ook de schaatskoorts. De Elfstedentocht wordt als dé schaatswedstrijd gezien, maar de vraag is of deze tocht in coronatijd haalbaar is? Politici duikelen over elkaar heen om met de verkiezingen in het vooruitzicht opeens voorstander te zijn van een massaal evenement in Friesland. In Altena kennen we meerdere topschaatsers; twee van hen plaatsen we voor het voetlicht.

Anton Verhoeven (1920) een boerenzoon uit Dussen reed de Tocht der Tochten in totaal vier keer: 1947, 1954, 1956 en 1963. In 1954 kwam hij als eerste aan bij het finishbordje op de Bonkevaart in Leeuwarden en hij meende gewonnen te hebben. Hij stak als teken van overwinning de armen in de lucht maar dat was 500 meter te vroeg. Onder het bordje ‘finish’ stond met kleine letters ‘500 m’ geschreven. Hadden ze hem erin geluisd? Het uitzinnige publiek probeerde hem duidelijk te maken dat de echte finishlijn verderop lag maar de aanwijzingen in het Fries begreep hij niet goed. Anton werd kort voor de eindstreep ingehaald, weg overwinning en de Fries Jeen van den Berg won. Twee jaar later kreeg Verhoeven een mooie kans om zich te revancheren. Hij maakte in 1956 opnieuw deel uit van een sterke kopgroep maar ergens in de buurt van Bartlehiem kreeg hij problemen met een schaats. Met dat technische probleem zou hij in de sprint kansloos zijn en daarom stelde hij aan de vier andere rijders voor om gezamenlijk over de finish te rijden. Helaas voor Verhoeven: het bestuur van de Elfstedentocht had besloten dat een gezamenlijke finish verboden was en dus werd er dat jaar geen winnaar uitgeroepen.

1963

Dan is het 1963, het jaar dat in de schaatswereld te boek staat als abnormaal koud. De Elfstedentocht krijgt dat jaar het stempel Hel van het Noorden. Jeen van de Berg, Reinier Paping en Jan Uitham schaatsten samen met Anton Verhoeven zo goed en kwaad als het ging van stad naar stad in het ijzige noorden. Paping ging er na Bolsward in zijn eentje vandoor maar die halen we wel in zo dachten de andere drie. De voorsprong van Paping werd echter groter en groter en tenslotte besloot Uitham de achtervolging in te zetten: te laat. Voor Anton Verhoeven opnieuw geen overwinning, maar wel eeuwige roem.

Hij overleed al op vroege leeftijd in 1978 na een hartoperatie; hij was toen 58 jaar. Voor velen een ongelofelijk dood, omdat Verhoeven altijd ijzersterk was geweest die alles voor het schaatsen over had.

Op de fiets naar Amsterdam om aldaar te gaan schaatsen op de toen enige kunstijsbaan van ons land en na vier uur trainen weer terug op de fiets. Een man met een oersterk lichaam, met een echte winnaars mentaliteit.

'Verhoeven en Van Helden waren beiden excentrieke sporters'

Hans van Helden

Een tweede schaatstopper kennen we in de persoon van Hans van Helden (1948), de technisch zeer begaafde sporter uit Almkerk. Hij behoorde tot de zogeheten Kernploeg, wat zoiets betekent als het Nederlands Elftal, maar dan op schaatsgebied.

Hans werd twee keer nationaal kampioen, won op het EK zowel een bronzen als een zilveren medaille, pakte op het WK brons en schaatste tijdens de Olympische Spelen in Innsbruck (1976) maar liefst drie bronzen plakken bij elkaar. Een groots kampioen met een onvoorstelbare mooie en technisch onnavolgbare slag in zijn benen. Hij werd een voorbeeld voor duizenden schaatsers, want Hans schaatste niet zo zeer op kracht maar vooral op techniek.

In de leer

De boerenzoon uit Almkerk ging al vroeg in de leer bij de hiervoor genoemde Anton Verhoeven uit Dussen. Zonder negatief te zijn: beide schaatsers waren excentrieke sporters. Verhoeven molk zijn koeien niet zittend op een krukje, maar zittend op zijn eigen hurken, omdat hij volgens eigen zeggen daar sterke beenspieren van kreeg. Hans kreeg het stempel enfant terrible opgedrukt.

Hans heeft moeten knokken om in de Kernploeg te komen, had alles over voor het schaatsen. Hij ging zelfs wonen in een caravan nabij de ijsbaan in Heerenveen om maar iedere dag te kunnen trainen.

Eigenzinnig

Eenmaal in die Kernploeg was Hans van Helden dezelfde eigenzinnige jongen die hij altijd al was geweest. Geen gemakkelijke man, maar wel een topper van de bovenste plank. Hij zondert zich in die nationale ploeg wat af, niet omdat hij de andere schaatsers niet aardig vindt maar simpelweg, omdat Hans wil trainen als het hem uitkomt, hij wil eten op zijn eigen tijd, enz. Ben je dan een zonderling of juist iemand met karakter? Met de toenmalige trainer Leen Pfrommer heeft hij een soort haat-liefdeverhouding. In het boek ‘De eenzame schaatser' van Erik Dijkstra vertelt hij enigszins verongelijkt dat een collega-topschaatser wel gemasseerd werd vóór de wedstrijd en Hans niet. Hoe anderen mentaal ondersteund werden voor, tijdens en na een wedstrijd en hoe Hans het allemaal maar zelf uit moest zoeken. Hans van Helden reed nog jaren met de groten der aarde mee na zijn toptijd. Hij meldde zich menigmaal aan de start van internationale wedstrijden als genaturaliseerde Fransman. In dat land was hij op schaatsgebied tot op hoge leeftijd de beste van heel Frankrijk.