• Eim kreeg bloemen van collega's.
• Eim kreeg bloemen van collega's. Foto: Aangeleverd

Brandweerman Eim neemt na veertig jaar afscheid

'Prachtig om iets te blussen dat brandt'

groot-ammers • Verwacht van Eim geen tranentrekkend verhaal over hulp aan medemensen. Veertig jaar geleden ging hij bij de brandweer omdat hij zijn vader als brandweerman in actie zag en ontdekte dat hij het vuur en de spanning leuk vond. 

“Het is prachtig als er iets in brand vliegt en je mag ernaartoe om het te blussen”, zegt hij met een grijns. Onlangs nam hij afscheid van ‘zijn’ team. Hij zou nog best door de conditietest komen, denk hij, maar het is na veertig jaar genoeg geweest. “Vorig jaar tijdens een oefening heb ik een heel eind met een slachtoffer lopen slepen, ik was gewoon kapot. Ik dacht: ik moet ermee stoppen.”


Sirene

Hij groeide op met brandweerverhalen, in het woonhuis met winkel aan de Voorstraat waar hij nog steeds woont. Op de gevel prijkt een bord: ‘Hier verkrijgbaar: Benegas’. In de woonkamer achter de winkel, met uitzicht op hoge silo’s, vertelt Eim: “Wij maakten het allemaal mee thuis. Pa was bevelvoerder, wij hadden bij de winkeldeur een knop om de sirene in de kerktoren aan te zetten. Je had in die tijd nog geen piepers, dus mensen belden naar ons als er brand was. Dan mochten wij op de knop drukken.” Met een schittering in zijn ogen: “Dat vond je natuurlijk geweldig, dat je ervoor kon zorgen dat op de toren de sirene afging.” Af en toe ging hij mee naar een oefening. “Dan zag je die mannen met vuur spelen en met water stoeien, dat vond ik mooi.”


Natuurlijk vindt hij het mooi dat hij veertig jaar lang mensen heeft kunnen helpen. “Maar ik deed het voor mijn plezier. En ik ben niet bang van vuur. Je moet wel wat incasseringsvermogen hebben, want het is altijd spannend.”

Op zijn 21ste, net nadat hij als loodgieter bij zijn vader aan de slag was gegaan, meldde hij zich bij het korps. “De eerste paar jaar moet je veel leren voordat je volledig mag meedraaien. Ik kon makkelijk leren, maar het kost in het begin veel vrije tijd om je diploma’s te halen.” Het leven was soberder, ook bij de brandweer. “We hadden een garage waar de brandweerwagen stond. Na het oefenen zaten we op een krukje achter de spuit. Er was bier of jenever. Later hebben we er een kantine achter gebouwd, in eigen tijd en met eigen middelen. Als je kijkt hoe het nu is, de kazernes die gebouwd worden, zo verschrikkelijk mooi. Ook wel weer een beetje overdreven.”

Bang is hij nooit geweest. “Ik ken niet gauw angst, wel heb ik spannende situaties meegemaakt. Toen ik erbij kwam was het alleen brandweer, later is er hulpverlening voor ongevallen bijgekomen. Dat is veel rotter dan een brand. Mijn eerste brand zou ik niet eens weten, maar het eerste ongeval met dodelijke slachtoffers vergeet je nooit. Dat was een man die zichzelf dood reed, ik vergeet nooit hoe we hem aantroffen in de auto. Hij had misschien te hard gereden, hij had zijn gordel niet om. Sindsdien draag ik vaker mijn gordel.”


Voor het verwerken van heftige gebeurtenissen had hij nooit veel tijd nodig. "De Van Andels kunnen makkelijk huilen, dat scheelt. Ik kon thuis uithuilen, dan was ik het kwijt. Tegenwoordig praten we op de kazerne na, dat was toen nog niet zo. Je vertelt wat je aangetroffen hebt. Helemaal kwijt raak je het niet, maar ik lig er niet meer wakker van." Na een korte stilte: "Het zijn niet alleen stoere mannen bij de brandweer, je bent allemaal mens. Dat is ook het leuke ervan, je bent een heel hecht team.”

Terugblikkend op veertig jaar branden blussen is er één brand die hem het meest is bijgebleven. "Dat was een brand bij de zilverindustrie op het industrieterrein in Nieuwpoort. Ik was naar binnen geweest om de stroom af te zetten, het was knetterheet binnen. Ik was net buiten en in een keer stond heel die hal in lichterlaaie." Met een neutrale blik: "Ik dacht: we zijn er op tijd uit. Ik denk niet aan problemen.”


Blote kont

Met een grijns vertelt hij hoe zijn teamgenoten zich hem zullen herinneren: als de man die rustig in Adamskostuum in de kazerne stond. "Ik heb mijn eigen sauna in het onderhuis. Soms ging de pieper terwijl ik daar zat. Dan ging ik me niet helemaal aankleden, maar trok snel mijn badjas aan. Of na het zwemmen in De Dompelaar. Dan stond ik dus in mijn blote kont om mijn brandweerkleding aan te doen. Het wordt nog vaak aangehaald.”