• 'De laatste restjes van een Indisch verleden dwarrelen in het rond, ongrijpbaar als een vergezicht.'
• 'De laatste restjes van een Indisch verleden dwarrelen in het rond, ongrijpbaar als een vergezicht.' Foto: Dick Aanen

Herinneringen van een Indische jongen

Mijmeren over mooie tijden

vianen • Het persoonlijke document 'Van Garoet tot Uithoorn' vertelt het verhaal van een jongen die opgroeide op West-Java en actieve herinneringen heeft aan de Japanse bezetting, de onafhankelijkheidsstrijd van Soekarno en de politionele acties van Nederland. En die vervolgens met de familie naar Den Haag repatrieerde en via wat omwegen een mooi carrière opbouwde.

Aad van der Hoeven schreef het boek eigenlijk op verzoek van zijn kleinzoon Gili. Avonden heeft hij achter z'n laptop gezeten om zijn vele herinneringen, documenten en foto's te ordenen. Zo nu en dan sprak hij met een tante over die periode. "De laatste restjes van een Indisch verleden dwarrelen in het rond, ongrijpbaar als een vergezicht", zo mijmert hij.


Aad werd in 1940 geboren in de Javaanse havenstad Cheribon. Maar vanaf zijn derde jaar woonde de familie in Garoet, een stad op West Java. Garoet lag 48 kilometer van Bandoeng in een bergachtig gebied met theeplantages en warmwaterbronnen. Tijdens de bezetting door de Japanners is de familie wonder boven wonder nooit geïnterneerd geweest. "Wij waren buitenkampers", zegt Aad. "Bij de registratie van de Nederlanders maakte de Japanse bezetter onderscheid tussen volbloed Nederlanders (Blanda's) en Nederlanders van gemengd bloed (Indo's). De Indo's, die volgens de Japanners te weinig inheemse voorouders hadden werden, net als de blanda's, geïnterneerd." Het gezin Van der Hoeven was kennelijk wat problematisch voor de Japanners. "Opa was Pools/Duits en oma Javaans. En Duitsland was weer de bondgenoot van Japan. Wij waren voor de Japanners blijkbaar niet duidelijk in een bepaald hokje te plaatsen. Ze lieten ons zitten waar we zaten."


Regelmatig kwam wel de Japanse militaire politie over de vloer. "Mijn vader had bij het Gemeenschappelijk Electriciteitsbedrijf Bandoeng en Omstreken gewerkt, ook bij de aanleg van het vliegveld van Garoet. Hij werd regelmatig door de Japanners opgehaald om storingen te verhelpen, terwijl wij werden bewaakt door een officier en een soldaat. Als de klus was geklaard werd 'ie teruggebracht." De Japanners hebben zich altijd correct gedragen, zegt Aad. "We hoefden ook nooit te buigen voor ze. Ik kon ook vrij bewegen in en om de tuin van ons huis. Later hoorde ik pas over de verhalen in de kampen."

'Voor m'n 10e wist ik hoe je een machinegeweer in elkaar moest zetten.'


Na de Japanse overgave op 15 augustus 1945 ontstond een verwarrende tijd in (toen nog) Nederlands Indië. Opeens verschenen opstandelingen van Soekarno op straat. Aad: "Op een avond werden wij door een groep gewapende mannen uit huis gehaald en in vrachtwagens afgevoerd. We werden in een schuur met veel andere mensen opgesloten. Dezelfde nacht hoorden wij tumult. De deuren gingen open en daar stonden Japanse soldaten in de deuropening. Japan had tijdens de vredesonderhandelingen met de geallieerden afgesproken dat Japan de Europese bevolking zou beschermen. Wij zijn ondergebracht in een huis in Bandoeng. Ons huis in Garoet hebben we nooit teruggezien." Begin 1947 begonnen de politionele acties. Vader Van der Hoeven was inmiddels ingelijfd bij het KNIL. "Wij hadden de eerste Nederlandse militairen over de vloer. Ze hadden nog niet echt een idee wat ze kwamen doen en waren ook niet voorbereid op de tropische omstandigheden op Java. Ze werden bijvoorbeeld overvallen door de plots invallende duisternis en de doodse stilte die daarop volgde. Waarna de nachtgeluiden de stilte overstemden." Voor de jonge Aad was de aanwezigheid van de Nederlandse soldaten één groot avontuur. "Voor m'n tiende jaar wist ik al hoe je een machinegeweer uit elkaar moest halen en weer in elkaar moest zetten."


Eind december 1949 was de soevereiniteitsoverdracht. Een paar dagen na Nieuwjaarsdag 1950 beleefde Aad nog een spannend avontuur. Het Indonesische leger had zich langs de spoorlijn achter de lagere school verschanst en Nederlandse soldaten lagen aan de voorkant bij het politiebureau. "Opeens vlogen de kogels dwars door onze school en onze klas. Onze muren bestonden uit gevlochten bamboe. Al bij de eerste schoten moesten wij plat op de grond liggen. We verroerden ons niet."


Begin 1950 vertrok het gezin Van der Hoeven (noodgedwongen) naar Nederland. Aad beschrijft uitvoerig de reis aan boord van Surriento via het Suezkanaal, de Middellandse Zee en vanaf Marseille verder met de trein naar Holland. "Voor ons was het schip een speelparadijs. We hadden de hele boot tot onze beschikking." Ze kwamen terecht in Den Haag, waar ze het eerste jaar in een pension verbleven. Dat was even wennen: winterkleren, patat frites, de school in de Atjehstraat met alleen witte kinderen. "Uit blijdschap over onze komst zongen ze ons toe: 'pinda, pinda, poepchinees.' In de klas was Aad de plagerijtje van de jongen achter hem een keer goed zat. Hij verkocht hem een klap voor z'n kop. Maar uiteindelijk werden Jan en hij vrienden. Er volgden mooie jaren in Den Haag: kwajongensstreken, het begin van de Indo-rock, sportvertier. Z'n puberteit was niet zonder zorgen. In 1954 overleed zijn vader, drie jaar later verongelukte zijn oudere broer bij een verkeersongeluk. Via wat omwegen schopte Aad het uiteindelijk tot directeur van de Sociale Dienst. In 1966 leerde hij tijdens een vakantie in Egypte zijn vrouw Jeanette kennen, met wie hij in 1969 trouwde. In 1975 verhuisde het jonge gezin naar de Franciscushof in Vianen. "Daar heb ik nooit spijt van gehad. Inmiddels zijn we samen met onze buren de bewoners die hier vanaf het begin wonen."


Het boek van Aad van der Hoeven kost 17,50 euro en is verkrijgbaar via a.vander.hoeven@casema.nl