• Pieter van den Adel werd gevormd door de oorlog, zegt hij. Als gevolg van tegenslag en armoede leerde hij kansen te grijpen.
• Pieter van den Adel werd gevormd door de oorlog, zegt hij. Als gevolg van tegenslag en armoede leerde hij kansen te grijpen. Foto: Anne Marie Hoekstra

's Nachts zie ik de taferelen weer'

Gevormd door de oorlog

Vijfenzeventig jaar na de oorlog schrikt de bijna negentigjarige Pieter van den Adel uit Papendrecht nog weleens wakker uit een droom over de Duitser die een pistool op hem richtte. 'Dan zie ik de taferelen weer.'

Van den Adel was bijna tien toen de oorlog uitbrak. Hij woonde met zijn ouders, twee zussen en een broer in de Havenstraat. "Mijn vader was zandschipper, hij baggerde zand uit de rivier. Mijn oudere broer werkte bij hem. Aanvankelijk hoefden ze niet in Duitsland te gaan werken omdat mijn vader zand leverde aan de asfaltfabriek in Dordrecht. Die was belangrijk voor de verdedigingswerken aan de kust."

Het begin van de oorlog herinnert Van den Adel zich nog goed. Zijn vader moest die dag een vracht zand lossen bij de asfaltfabriek en moest daarvoor onder de Dordtse brug door. "De baas van de fabriek kwam naar hem toe en zei: 'Ga maar gauw naar huis.' De bruggen van Dordt waren al bezet door de Duitsers, de kogels vlogen van Dordt naar Zwijndrecht. Toen mijn vader thuiskwam, zag hij kogelgaten in de stuurhut, vlak boven zijn hoofd. In het begin van de oorlog gingen we iedere nacht uit bed als er geschoten werd. Op den duur bleven we liggen. De scherven van het Duitse afweergeschut hoorden we op het dak vallen. Moeder ging niet naar bed, zij maakte ons wakker als er een brandend vliegtuig rond cirkelde. Dan moesten we in de kelder gaan zitten."

Onderduikhol

Al in de eerste dagen van de oorlog sneuvelde de vader van een buurjongen. "Als er dodenherdenking is, leg ik wel eens bloemen bij het graf. Je vergeet het nooit als de vader van je vriendje is gesneuveld." Van den Adel was er ook getuige van dat Joden werden opgehaald. "We wisten niet dat het zo erg was. Na de bevrijding kwamen de verhalen over de kampen los."
Toen vanaf mei 1943 de Arbeidseinsatz werd ingevoerd, hoefde Van den Adels vader vanwege zijn leeftijd opnieuw niet naar Duitsland. Zijn broer verstopte zich. "Bij ons huis was een zandberg. Daaronder maakten we een hol waar mijn broer elke nacht sliep, samen met andere jongens. Hij kroop erin via het deurtje van ons konijnenhok. Daarna zette ik de konijnen in het hok. Op een dag waren Duitsers op zoek naar een paar gevluchte mensen. Mijn broer ging het hol in. Een Duitser kwam naar me toe, met een pistool op me gericht. Hij had me uit het hok zien komen, waar ik net de konijnen in had gezet. De sleutel had ik nog in mijn hand. Ik moest het hok voor hem openen. Ik had wat Duits geleerd en begreep dat ik hard moest praten, zodat mijn broer me kon horen en wist dat er een Duitser in de buurt was."

Angstig was Van den Adel niet toen de gewapende Duitser naast hem stond. "Ik had een beetje bravoure. Maar nu wordt ik er wel eens wakker van, dan denk ik aan die Duitser met dat pistool op me gericht, dan zie ik de taferelen weer. Terwijl ik in de oorlog niet zo bang was. Mijn vader was een goed voorbeeld, daar trok ik mezelf aan op." Wel voelde Van den Adel zich angstig toen bommen van V1's op een paar honderd meter afstand ontploften. "Dat was aan het eind van de hongerwinter, toen we met ons schip suikerbieten haalden in de Hoeksche Waard, voor de centrale keuken in Papen-drecht. We moesten langs de suikerfabriek in Puttershoek, waar de Duitsers een lanceerinrichting hadden. Ze schoten er ongeveer elk uur een af. Als kind had je wel angst als er een V1 neerkwam, maar je was het gewend. Wat in de oorlog de meeste indruk heeft gemaakt, is dat de Duitsers steeds fanatieker werden. Toen het zuiden bevrijd was dachten we: nou zal het wel gauw gebeurd zijn. Maar toen kwam de hongerwinter."

'Toen het zuiden bevrijd was dachten we: nou zal het wel gauw gebeurd zijn'

Canadezen

De bevrijding was aanvankelijk niet erg feestelijk in Papendrecht. "Iedereen trok met vlaggen naar het centrum. Maar vlak voordat we daar aankwamen was er een gevecht uitgebroken; de ondergrondse wilde Duitsers gevangennemen. Nederlandse SS'ers schoten op de ondergrondse. Wij zijn weer vlug naar huis teruggegaan. Dokter Rietveld, commandant van de ondergrondse, is tussenbeide gekomen. Hij zag in dat de ondergrondse het zou verliezen en zei tegen de fanatieke commandant van de SS'ers: 'Als jij weggaat, roep ik de ondergrondse terug. Anders zal ik tegen je getuigen, want de oorlog is afgelopen.' Pas enkele dagen later, toen de Canadezen arriveerden, durfden we de bevrijding te vieren. We klommen op de jeeps, reden met de Canadezen over de Alblasserdamse brug, kregen chocola."
Na de oorlog greep Van den Adel alle kansen die hij kreeg. Hij leerde voor sportdocent, later ook voor fysiotherapeut. "Wij zeiden na de oorlog tegen elkaar: je moet gaan leren, dan kun je verder komen. Veel jongens gingen overdag naar de fabriek en 's avonds naar school. Ik zeg altijd tegen mijn kinderen en kleinkinderen: het is jammer dat jullie de oorlog niet meemaakten. De jeugd van vandaag heeft wel eens te veel luxe."