De Kop van Brabant wordt gehalveerd

regio • De raden in Altena zijn niet blij met het schrappen van de tweede fase van het regionale bedrijventerrein Kop van Brabant. Ook al compenseert de provincie de afwaardering van de gronden met 2,5 miljoen euro.

Het wel ontwikkelen van fase twee kan de nominatie tot Werelderfgoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in gevaar brengen, zo is te lezen in de HIA, Heritage Impact Assessment, die al in 2016 werd uitgevoerd. Het schrappen van de tweede fase hing al langere tijd als een zwaard van Damocles boven de gemeenten. Bij de behandeling in de fusieraad was raadslid Shah Sheikariem (Altena Lokaal) het meest kritisch over de provinciale compensatie van 2,5 miljoen euro. "De provincie heeft zelf meegewerkt aan de ontwikkeling op die plek. Wij zien het liefst dat ze over de brug komt met de dagwaarde voor de grond. En wat als de Werelderfgoedstatus niet door gaat, mogen we dan fase twee wel ontwikkelen?" CDA'er Arno Bouman vroeg of op het terrein geen zonneweide aangelegd kan worden, indien er niet gebouwd mag worden. SGP raadslid Arjan Versluis zag kansen voor een tweede fase op alternatieve locaties zoals beschreven in de HIA. Ook andere fracties drongen aan op alternatieve locaties om te voorkomen dat de gemeente Altena straks geen bedrijfskavels meer kan uitgeven.

'Nee' tegen de deal van de provincie, zou volgens wethouder Renze Bergsma betekenen dat gemeenten helemaal geen geld terug zien, terwijl ontwikkelen niet mag. "We zien hier een botsing tussen erfgoed en economische belangen. Maar we hebben als gemeenten zelf gekozen voor een actieve grondpolitiek met een grondexploitatie verspreid over meer dan twintig jaar. Volgens de huidige wetgeving mag dat niet eens meer." Als alternatieve locaties noemde hij nog Rietdijk Oost in Giessen. In 2019 voeren de gemeenten opnieuw een marktanalyse uit naar de vraag naar bedrijventerreinen.

De tweede fase van de Kop van Brabant bestaat uit zeventien hectare netto uitgeefbaar terrein voor kavels van vijfduizend vierkante meter en meer en zou na 2020 worden aangelegd.

Hannie Visser-Kieboom