Van Ierse Bradley tot Bommelse Breddels (slot)

"Met een aantal huifkarren werden we naar onze bestemming gebracht. Na twee dagen kwamen we daar aan. Het bleek een grote kazerne te zijn waarin we werden ondergebracht. De fourier verschafte ons uniformen en een sabel. Daarna werd ons op luide en barse toon het reglement van de krijgstucht voorgelezen.

De volgende dag begon het drillen door de onderofficieren. Ze beulden ons af. Na een aantal weken waren we tot geharde soldaten gekneed en klaar om te worden ingezet op het slagveld. Na een lange mars kwamen we aan in de Elzas waar we strijd leverden tegen de Fransen. De bloederige details zal ik jullie besparen. Het was een hel. Ik raakte gewond en werd daardoor ongeschikt geacht voor verdere krijgsdienst. Mij werd ontslag verleend. Ik ontving mijn soldij en vertrok samen met een aantal anderen richting de Nederlanden met de bedoeling om de oversteek te maken naar mijn geboorteland. Ik kon, vanwege mijn verwonding, het tempo van mijn dienstmakkers niet bijhouden dus raakte ik achter en strandde uiteindelijk koud, nat en met veel pijn bij de stadspoort van Zaltbommel. De rest kennen jullie."

Ademloos hadden ze mijn verhaal aangehoord, waarna Rutger van Sickel vroeg wat m'n plannen waren. Ik zei dat er in Ierland niemand op me wachtte, waarna de dokter na enige aarzeling voorstelde om hier, in Zaltbommel, te blijven. "Je bent toch visser?" zei hij. "Onze rivier zit vol vis. Met de verkoop van zalm en paling is best een boterham te verdienen." Dankzij de bemiddeling van Rutger van Sickel vond ik spoedig een woning. Ik voelde me inmiddels erg aangetrokken tot Jenette en een half jaar later trouwden we.

De vers gevangen vis ging grif van de hand op de Vismarkt en bezorgde ons een goed leven.

En zo gebeurt het, dat ik hier, vijf jaar later, in het jaar 1714 met m'n zoon Johannes naar de snelstromende rivier zit te kijken. De zon was achter de horizon verdwenen dus nam ik Johannes bij de hand en kuierden we samen op huis aan. Het was stil op straat. Alleen het klepperen van onze klompen op de keien was te horen.


John Bradley en zijn vrouw Jenette kregen nog vijf kinderen die geregistreerd dienden te worden. De ambtenaren die tot taak hadden een en ander nauwgezet op papier te zetten, hadden een gebrek. Het wa-ren geen taalwonderen dus ging er nogal eens wat fout bij een aangifte. De naam John Bradley was duidelijk te moeilijk voor ze dus dat werd John Breddelij. Een kniesoor die daar over valt, nietwaar? Bij een volgende registratie werd John vervangen door Johan en Breddelij werd verbasterd tot Breddels. En daar is het bij gebleven. Nu, driehonderd jaar later, is de naam Breddels nog steeds aanwezig in Zaltbommel en de regio. Heeft John Bradley, de huursoldaat uit Ierland, ooit kunnen bevroeden dat hij de grondlegger werd van heel veel Breddelsen hier ter plekke? Het zou hem zeker blij hebben gemaakt.