Van Ierse Bradley tot Bommelse Breddels (2/4)

Nadat Jenette alles had gebracht, begon de heelmeester met het verwijderen van het smerige, vastgeplakte verband, het reinigen van de wond en de huid daaromheen. Dat proces verliep bepaald niet pijnloos. Daarna werd de wond ingesmeerd met een nogal sterk ruikende zalf en opnieuw verbonden.
"Ik stel voor," zei Van Sickel, "dat je de komende nacht hier blijft. Onze kokkin zal wat te eten voor je maken. Dat regelt Jenette wel. En, als je je behoefte moet doen, roep je maar. Dan begeleidt een van ons je wel naar het huisje in de tuin."

Die nacht kreeg ik koorts.

Toen chirurgijn Van Sickel de volgende morgen vroeg bij me kwam kijken, schrok hij en trok daarbij een bedenkelijk gezicht. "Ik ben bang dat je wondkoorts hebt en dat betekent dat ik je zo niet kan laten vertrekken." Hij riep Jenette en vroeg haar in een van de andere kamers een bed gereed te maken, aangezien hij de praktijkkamer nodig had voor z'n dagelijkse werkzaamheden. Zo was ik noodgedwongen voor langere tijd gast ten huize van de familie Van Sickel. De behandeling van mijn beenwond duurde veel langer dan gedacht. Dagenlang had ik ijlkoortsen. Soms, als ik even een helder moment had, voelde ik dat mijn gezicht met een vochtige doek werd gewassen. Pas na twee weken kon ik voorzichtig het bed verlaten en wat rondlopen.

Van Sickels behandeling, en daarbij de goede verzorging van Jenette, hadden er absoluut toe bijgedragen dat ik het had overleefd.

De heelmeester beschikte over een grote tuin waarin hij allerlei geneeskrachtige kruiden kweekte. In een kamer, afgeschermd van de zon, bewaarde hij een indrukwekkende hoeveelheid potten met zalfjes en kruiden. Elke pot was voorzien van een etiket met daarop in sierlijke letters de Latijnse benaming van de inhoud.

Het was op een namiddag, nadat Van Sickel zijn laatste patiënt van die dag had bezocht, dat hij me uitnodigde in de salon die uitzicht bood op de tuin. Inmiddels was het de laatste maand van het jaar en het weer had een winters karakter gekregen. Af en toe wat nachtvorst en er lag een laagje vers gevallen sneeuw. "Ga zitten John," zei hij. "Wil je een glas wijn?" Het was lang geleden dat ik wijn of bier had gedronken dus ik sloeg dat aanbod niet af. Jenette, die ook aanwezig was, schonk de glazen vol waarna haar vader een toast uitbracht op mijn herstel. Ik hief het glas en bedankte hen voor de gastvrijheid die ik had mogen beleven.

"Nu je weer behoorlijk bent opgeknapt willen we graag jouw verhaal horen, nietwaar Jenette?" zo zei Van Sickel. "Nou graag!" zei ze. Ik had inmiddels ervaren dat Jenette een goede opleiding had genoten want ze sprak mijn taal, net als haar vader, weliswaar niet echt vloeiend, maar ze begreep me en kon antwoorden geven op de vragen die ik stelde. Zodoende kon ik, zonder al teveel met handen en voeten te moeten werken, mijn verhaal aan ze doen.

Wordt vervolgd.