Gele hesjes

De oostenwind blies de sneeuwvlokken als een koude jas tegen hun lichaam. Het pakketje dat de vrouw in haar armen droeg deed de bittere jas licht bollen. Schuin achter elkaar trokken ze over de brug. "Martinus Nijhoff," mompelde de man. "De moeder de vrouw," zo ging hij verder. Het pakketje begon te huilen. Een breekbaar kinderstemmetje klonk in de oneindige duisternis. De wind greep de klanken en verjaagde het geluid in de richting van Zalbommel dat vaag opgloeide. Wanhopig huilde de moeder, de vrouw. In de verte stond een ploegje mensen. En wat zij droegen, bleken gele hesjes te zijn. Dat wil zeggen, drie mensen waren in actiekleding, een vierde hield het voor de buik vast. Er stond ook een vrouw met haar duimen omhoog en een bijna gemaskerde man had een rookbom die geligheid uitbraakte. Het hele fietspad hielden zij bezet om hun actie te onderstrepen. En wat zij riepen, bleken grote woorden te zijn: "Wij staan hier niet voor onszelf. Het gaat ons om de eerlijkheid dat iedereen gelijk behandeld wordt." De vader en moeder kwamen voorzichtig dichterbij. Ze hadden even iets anders aan hun hoofd dan eerlijkheid en gelijkheid: ze kampten met een droef kind dat klaaglijk krijtte van kou en honger. De rookbom was op. De vader, de moeder en het kind ook.

Johan Cahuzak