Over zuster Beppie en
de amaryllis

Toen ik Beppie, een plichtsgetrouwe en betrokken verpleegster laatst sprak, vertelde ze me een opmerkelijk verhaal dat ze als jonge aankomende verpleegster van 18 jaar had meegemaakt. Voor de goede orde, zuster Beppie is inmiddels 61 jaar, dus de geschiedenis had zich zo'n drieënveertig jaar geleden afgespeeld.
We schrijven het jaar 1975.

Tegenover de druk bevaren Zuid-Willemsvaart in Den Bosch bevindt zich het Groot Ziekengasthuis. In de volksmond het GZG genaamd. Een traditioneel katholiek ziekenhuis waarin De Barmhartige Zusters van de Heilige Carolus Borromeus woonden en daar hun dagelijkse zegenrijke taken uitvoerden, hoofdzakelijk het verplegen en verzorgen van de lijdende mens. De barmhartige zusters volgden eenvoudigweg hun roeping.
Ware het zo dat in het verleden alleen ingetreden kloosterzusters dit mooie werk verrichtten, nu in 1975 was het aantal kloosterzusters sterk teruggelopen en moest er hulp van 'buitenaf' komen.
Dus, op een mooie dag in genoemd jaar, meldde Beppie zich bij de Moeder Overste van het GZG om te worden ingelijfd in het reeds aanwezige verpleegstersgilde. Beppie wilde graag de verpleging in, maar had niet de behoefte om kloosterling te worden. Ze was wel praktiserend katholiek. Dat was één van de voorwaarden om er te mogen komen werken.
De nonnekes, zoals ze door de verpleegsters werden genoemd, hadden in het GZG een eigen leefomgeving. Daar hoorde uiteraard een kapel bij waarin ze hun dagelijkse geestelijke rituelen beleden.
Zoals de orde had voorgeschreven waren de verplegende nonnen gekleed in een zwart habijt en met een strak zwart/wit kapje, zoals het hoorde. Kleuren waren niet toegestaan. Iedereen moest soberheid en eenvoud uitstralen.
Moeder Overste had een kamer waarin ze haar werkzaamheden verrichtte. Die hadden voornamelijk een administratief karakter. Ze stelde daar wekelijks de werkroosters samen voor zowel het verplegend, als ook voor het huishoudelijk personeel. Alle in- en uitgaande post werd door haar gecontroleerd en voorzien van een paraaf. Kortom, wie er ook wat te melden had, Moeder Overste kreeg het altijd te horen. Het was dus een komen en gaan in haar kamer.
Als 's middags de zon hoog genoeg stond, vielen de stralen door het gebrandschilderde raam met de afbeelding van de Heilige Borromeus haar kamer binnen en brachten wat kleur en warmte in het vertrek.
Was dat alles? Nee, zeker niet!
Als kloosterzuster had ze de gelofte gedaan zich verre te houden van wereldlijke zaken. Haar geloof zou voldoende moeten zijn.
Maar Moeder Overste had een zonde. En die zonde heette amaryllis.
De amaryllis had een prominent plaatsje op haar bureau en ontving daar dankbaar de zonnestralen via het gebrandschilderde raam. Haar overweldigende kleuren stonden in schril contrast met de omgeving. De enorme, bleekrode bloesems waren prachtig. De amaryllis wordt ook wel belladonna lelie genoemd, maar, belladonna is een vergif.

Wordt vervolgd...