Een gebeeldhouwd leven (slot)

Wat vooraf ging: vader heeft tegen de zin van zijn (schoon)familie in een eigen schip gekocht. Het is hard werken om rond te komen. Als hij na een reis de thuishaven in vaart, staan twee mannen hem op te wachten.

"Toen hij de twee mannen naderde, vertraagde mijn vader zijn pas, maar wist dat hij niet aan hen kon ontkomen. Ze begroetten hem niet eens, maar vielen gelijk met de deur in huis: 'U bent twee betalingstermijnen achter en weet wat dat betekent.'
Mijn vader knikte en zocht naar een passend antwoord. 'Het is winter', zo zei hij, 'dan is de vraag naar sleepboten altijd minder, maar het wordt in het voorjaar ongetwijfeld beter.' 'Dat kan wel zijn', zo sprak één van de mannen, die duidelijk de baas was, 'maar we willen nu geld zien anders lever je de boot nu in en vaart mijn collega de haven uit. Zodra je hebt betaald kun je hem weer ophalen.'"

Ik sloeg een bladzijde om, en las verder.

"Het schijnt", zo schreef hij, "dat mijn vader zijn schouders ophaalde en zei dat hij zijn persoonlijke spullen van boord ging halen, want dat hij nu echt niet kon betalen. 'Wacht maar, ik ben zo terug.'"

Met stijgende verbazing las ik het vervolg van de gebeurtenissen die zich in sneltreinvaart voltrokken.

"Mijn vader liep snel over de loopplank, trok deze aan boord, startte de motor en voer met volle kracht de haven uit. De beide mannen aan de wal waren volkomen overdonderd en konden niets anders doen dan toekijken hoe de boot uit het zicht verdween. Het was 29 januari 1953 en al dagen slecht weer, en de vooruitzichten logen er niet om. Er lag een flinke storm uit het noordwesten op de loer. Mijn vader had koers gezet naar het westen, op zoek naar sleepwerk in één van de grote havens. Op de avond van 31 januari gingen alle gesprekken in het havencafé over de naderende noordwesterstorm en dat het die komende nacht ook nog eens springtij was.
Die nacht braken de dijken, liepen grote gebieden onder water en kwamen velen om in het kolkende, ijskoude water. Schepen sloegen van hun ankers en dreven stuurloos rond. Ook het schip van mijn vader viel ten prooi aan de elementen. Hijzelf had het schip ternauwernood kunnen verlaten. Mijn vader hielp de dagen na de ramp met zoeken naar overlevenden.
De dagen na de ramp werd duidelijk hoe groot de schade was en dat er veel mensen nodig waren, onder andere voor het bergen van scheepswrakken. Mijn vader was zijn boot kwijt en zat dus ook zonder werk. Hij meldde zich aan als duiker. In een pak met koperen duikhelm en verbonden met een luchtslang daalde hij af om kabels te bevestigen. Werd goed betaald. Maar na een aantal weken sloeg het noodlot toe. Tijdens het vastmaken van een kabel kwam hij klem te zitten en werd de luchtslang doorgesneden. Hij kon niet op tijd worden gered. De geschiedenis herhaalde zich", zo schreef hij. "Het water nam ze allebei, vader en zoon."

De laatste regel was aan mij gericht. "Misschien vindt u het niks, mijn verhaal. Zie maar! In ieder geval bedankt voor de aandacht."