Een gebeeldhouwd leven (3)

Wat vooraf ging: bij de tweede afspraak met de schrijver komt de verteller niet opdagen. Wel heeft hij een brief afgegeven.

"Wij zullen elkaar niet meer ontmoeten", schreef hij, "doe geen moeite me te vinden. Ik heb de rest van het verhaal opgeschreven en ik hoop dat je daar voldoende aan hebt."
Ik wendde me tot de serveerster. "Dat u de envelop aan mij moest overhandigen was het enige wat hij heeft gezegd?" vroeg ik haar. Ze knikte, draaide zich om en ging verder met haar werkzaamheden. Ik stopte de envelop in m'n tas, rekende mijn koffie af en vertrok. Thuis, in mijn werkkamer, las ik verder.

"Na de ramp op de Rijn bij Wezel ging mijn grootmoeder met de vijf kinderen terug naar Nederland en betrokken ze een woning in een dorpje langs de Maas. De vier meisjes bleven thuis wonen, mijn vader ging aan het werk als matroos op een riviersleepboot van een Maasbrachtse reder. Hij was inmiddels zeventien en aan boord was hij in zijn element. Hij werkte hard en was ambitieus. Hij wilde hogerop en behaalde de benodigde diploma's om als zelfstandig kapitein de grote rivieren te mogen bevaren in geheel West-Europa.

Intussen had hij een meisje leren kennen. Haar ouders waren het niet bepaald eens met de keus van hun dochter en deden er dan ook alles aan om haar op andere gedachten te brengen. Tevergeefs. Ze raakte zwanger, het paar trad in het huwelijk en ging voorlopig bij de ouders van de bruid wonen. Er werd een zoon geboren. Mijn vader, nog werkzaam bij de Maasbrachtse reder, wilde het liefst zo snel mogelijk zelfstandig aan de slag met een eigen sleepboot. Helaas, al zijn pogingen om via banken aan geld te komen mislukten. Zijn eigen familie, en ook die van zijn vrouw, hadden geen financiële mogelijkheden om zijn droom te verwezenlijken dus zocht hij geldschieters, die wel bereid waren hem te helpen. Tegen hoge kosten natuurlijk. Hij werd van alle kanten gewaarschuwd, maar zette toch door en kocht een sleepboot. Vol trots presenteerde hij hem aan de familie. Het schip droeg de naam van zijn eerstgeboren zoon.

De eerste barstjes in de relatie van mijn ouders", zo schreef hij, "werden al zichtbaar toen mijn vader voorstelde zo spoedig mogelijk met zijn gezin aan boord te gaan wonen. Dat voorstel stuitte op hevig verzet van zijn schoonouders en ook mijn moeder gaf aan daar niks voor te voelen. Op een ochtend verliet het financieel zwaar beladen scheepje de haven met mijn vader aan het roer voor zijn eerste sleepopdracht. Helemaal alleen. Het geluid van de scheepstoeter galmde nog na tussen de havenmuren toen hij de rivier opdraaide.

Soms was hij een week weg, soms langer. Het was keihard werken en de opbrengsten waren vaak nauwelijks voldoende om de kosten te dekken. Op een namiddag voer hij de thuishaven in en legde aan. Toen hij over de loopplank naar de wal liep, zag hij ze staan. Twee mannen, die hem stonden op te wachten. Hij kende hen maar al te goed."

Wordt vervolgd.