Een gebeeldhouwd leven (2)

Wat vooraf ging: In november 1932 krijgt het schip van grootvader in de buurt van Wesel op de Rijn motorpech en raakt stuurloos.

"De Rijn was toen behoorlijk breed", ging hij verder, "en het water stroomde snel vanwege de langdurige regenval in Zwitserland en Duitsland. Boeien en andere kentekens waren wat minder goed zichtbaar. In die tijd was er nog geen scheepsradar.
Het eerste wat mijn grootvader deed, was de roeiboot, die achter het schip hing, losmaken en naar bakboord trekken. Mijn grootmoeder en de kinderen gingen via het kleine metalen trapje dat aan de reling hing de roeiboot in. Mijn grootvader wilde als laatste instappen, maar bedacht zich dat Kees, het hondje, nog in het vooronder was en ging terug om hem te halen. Inmiddels waren er aan de kant hulptroepen gearriveerd en werd er een lijn geworpen naar de roeiboot. Het kreunende schip begon inmiddels te kapseizen en maakte snel water. De lijn met de roeiboot kwam steeds strakker te staan zodat mijn vader genoodzaakt was deze met het in de roeiboot aanwezige bijltje te kappen. Anders was de roeiboot onherroepelijk omgeslagen. Snel werd de roeiboot door de helpers naar de kant getrokken, terwijl iedereen schreeuwde dat mijn grootvader nog aan boord was.
Wat er aan boord is gebeurd, werd duidelijk toen later het halfgezonken schip werd geborgen met daarin het lichaam van mijn grootvader en van Kees, het scheepshondje. De weg naar boven vanuit het vooronder bleek versperd doordat een deel van de dekplaten over de smalle opening was geschoven. Het binnenstromende rivierwater had de rest gedaan. Had het hondje in de kajuit gezeten, was het wellicht allemaal anders gelopen. Het achterschip bleef boven water. Mijn grootvader werd begraven in zijn geboortedorp. Hij werd 51 jaar. De Duitse kranten waren vol lof over zijn optreden."

Hij vertelde verder. "Mijn vader was 16 jaar tijdens het noodlottige moment en is zich de jaren daarna blijven afvragen of hij niet meer had kunnen doen om zijn vader te redden. Die vraag is altijd in zijn hoofd blijven spoken en heeft veel invloed gehad op zijn doen en laten de rest van zijn leven. Zoiets als slachtofferhulp en psychologische begeleiding was er nauwelijks. Zeker niet voor de 'gewone' man."

"Wat denk je", zei ik, "zullen we er voor vandaag maar een punt achter zetten?" We bestelden nog wat te drinken, kletsten nog wat en maakten een nieuwe afspraak voor twee weken later. Maar op het afgesproken tijdstip bleef de stoel tegenover mij leeg. Ik keek eens op mijn horloge en dacht bij mezelf: "Dit is het dan, hij komt niet". Net toen ik wilde opstappen kwam één van de serveersters naar me toe met een grote envelop in haar hand. "U bent toch de schrijver?" vroeg ze. Ik beaamde dat en ze gaf me de envelop met de woorden: "Dit moest ik aan u geven." Overrompeld ging ik weer zitten, scheurde de envelop open en haalde er een dik pak met de hand volgeschreven vellen papier uit. Met stijgende verbazing las ik de eerste regels.

Wordt vervolgd.