Een gebeeldhouwd leven

Hij had me al eens staande gehouden in de stad en verteld dat hij misschien een verhaal voor me had. Ik had welwillend toegehoord toen hij in grote lijnen uiteenzette waarover het ging en zegde hem toe dat ik erover zou nadenken en hem zou bellen, wat ik niet deed. Het gesprekje van toen was op de achtergrond geraakt, totdat ik hem opnieuw tegen het lijf liep in de Zaltbommelse kringloopwinkel waar ik wat tweedehands boeken stond te bekijken. Hij tikte me op de schouder en zei: "Heb je nog over mijn voorstel nagedacht?" Met het schaamrood op de kaken moest ik hem bekennen dat het me volkomen was ontschoten. Ik mompelde wat over drukte enzo, wat natuurlijk een zwak excuus was. Ik kon dus niet anders dan ter plekke een afspraak met hem maken.

Nu zit hij tegenover me aan een tafeltje bij het raam van het etablissement dat uitzicht biedt op de rivier, en roert bedachtzaam in z'n kopje koffie. Hij kijkt even naar buiten, wendt dan zijn blik naar me en zegt: "Tja, hoe zal ik beginnen?" Ik spreid mijn armen en zeg: "Gewoon, bij het begin", en druk tegelijkertijd het opnameknopje van mijn recordertje in. Ik dacht nog, waar begin ik aan, en bereidde me voor op een uur luisteren naar een oninteressante geschiedenis.

"Wij zijn ongeveer van dezelfde leeftijd", zei hij, "en we mogen gerust stellen dat de levensomstandigheden in onze jeugd behoorlijk verschilde met die van vandaag de dag."

Ik knikte, zei niks, en liet hem verder vertellen.

"In deze stad ben ik geboren, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die was toen nauwelijks een jaar aan de gang. Mijn vader werd in de aanloop naar de oorlog opgeroepen en ingedeeld bij de pontonniers vanwege zijn scheepvaartachtergrond. Nou ja, zoals je weet, was de oorlog voor de Nederlandse soldaat al na een week voorbij en werden ze, met een mooi woord, gedemobiliseerd. Naar huis gestuurd dus. Wij hadden in die jaren geen eigen woning. We woonden in bij de ouders van mijn moeder. Mijn grootvader van vaders kant had zijn hele leven op het water doorgebracht aan boord van een binnenvaartschip, waarmee hij de Rijn en de Moezel bevoer. Zijn vrouw, hun vier dochters en mijn vader, als enige zoon, kwamen vanaf een bepaalde leeftijd aan boord wonen en gingen meewerken. De kinderen moesten in hun jongste jaren naar zogenaamde schippersscholen en zagen hun ouders dan ook vaak wekenlang niet."

Hij stopte even met vertellen en vroeg of ik nog een kop koffie wilde. Ik zette m'n recordertje even op pauze. Zwijgend dronken we onze koffie tot hij plotseling verder vertelde. Ik drukte snel m'n knopje weer in.

"In november 1932 voer mijn grootvader in de buurt van Wesel op de Rijn tijdens een zware storm. Het complete gezin was aan boord. Het schip kreeg motorpech en raakte stuurloos. Door de sterke stroming werd het tegen betonnen blokken geslagen, raakte lek, maakte snel water en begon te zinken."

Wordt vervolgd.