• Knikkende distel
• Knikkende distel Foto: Dick Kerkhof

Bijzondere pioniersplantjes bij de Lek

vianen • De Lek krijgt meer en meer het karakter van een zoet­watergetijdenrivier. Dat concludeert Dick Kerkhof, lid van de plantenwerkgroep van de Natuur- en Vogelwacht De Vijfheerenlanden. Kerkhof heeft tussen 2008 en 2016 de flora in de Lekuiterwaarden gekarteerd en de resultaten van zijn onderzoek verwerkt in een rapport.

In de Lekuiterwaarden tussen Vianen, Houten, Nieuwegein en IJsselstein is de afgelopen jaren het pro­ject Ruimte voor de Lek uitgevoerd. Er zijn nieuwe geulen gegraven, kaden verlaagd of ver­legd en het projectgebied heeft vervolgens een natuurfunctie gekregen.
Kerkhof: "Al snel na de oplevering van de nieuwe geulen vestigden zich op de oevers allerlei voor het ri­vie­ren­gebied karakteristieke pionierplantjes, waaronder slijkgroen, klein vlooienkruid, liggen­de ganzerik, liggende gan­zen­voet en slibmos. Vooral de 't Waalse Waard (aan weerszijden van de A27) blijkt rijk te zijn aan dergelijke pioniers, vermoedelijk doordat daar al een zaad­bank was opgebouwd langs de zandwinput die voor de her­in­rich­ting aanwezig was."

Ook blauwe waterereprijs, witte waterkers en nopjeswier, pioniers die optimaal voorkomen in het zoet­wa­ter­getijdengebied, hebben zich volgens Kerkhof uitgebreid, wat erop wijst dat de Lek meer en meer het karakter van een zoet­watergetijdenrivier krijgt. "In een groot deel van het jaar is het tijverschil hier nu 120 à 150 cm."


In de drogere terreinen gaat de vestiging van nieuwe plantensoorten een stuk minder snel, concludeert Kerkhof. De planten­kar­te­ring maakt vooral duidelijk in welke uiterwaarden waardevolle, soortenrijke graslanden liggen. Dat zijn van oost naar west de Ossenwaard (het schiereiland bij de stuw), de Pontwaard (de westelijke leidijk langs het Merwedekanaal), de Mijnsheerenwaard (tussen de Buitenstad en de A2) en de Middelwaard (ten westen van de A2). Aan de noordzijde van de Lek is het westelijkste, niet vergraven deel van de Bossen­waard relatief rijk aan bijzondere graslandplanten. "Alle genoemde terreinen of terreindelen kennen een lange ge­schie­denis van weinig of geen bemesting en een beheer van hooien of extensief begrazen."

Het belang­rijkste graslandtype is het droge stroomdalgrasland, dat hoofdzakelijk bekend is van Nederland. Kerkhof: "Het was in ons land echter altijd al tamelijk zeldzaam en beperkt tot de zandig­ste delen van de uiterwaarden." Door bemes­ting, maïsteelt en ontzandingen is sinds 1955 meer dan 80% van het droge stroomdalgrasland verlo­ren ge­gaan. "Het is van groot belang de resterende soortenrijke percelen in de gemeente Vianen te be­hou­den en in andere geschikte zandige, droge uiterwaarddelen, zoals de kribvakken in de Vianense Waard, nieuw droog stroom­dalgrasland te ontwikkelen." Door de plantenkartering over 4 à 6 jaar te herhalen kan er volgens Kerkhof vastgesteld worden of er dan veran­de­ringen ten goede of ten kwade zijn opgetreden. "Vervolgens kunnen desgewenst de natuurdoe­len en het beheer aangepast worden. De meeste recente versie van dit rapport kan worden ge­down­load van de website

q www.natuurcentrum.nl