• Philip van Kralingen:
• Philip van Kralingen: "Je beleeft de oorlog als kind en denkt niet na over goed of fout." Foto: André van der Vlerk

Philip van Kralingen was zes toen het 10 mei 1940 werd

Tussen angst en adrenaline

Zijn bijna 84-jarige ogen turen over het Leerdam van zijn jeugdjaren: de haven en de Zuidwal rechts, de voormalige houtopslagplaats van Varsseveld aan de linkerkant. Sinds november vorig jaar bewoont Philip van Kralingen een appartement aan de Archangel vanwaar hij een panoramische blik geniet op het vrijwel onaangetaste decor van zijn prille levensjaren. De cirkel van Philips leven is bijna rond. Op de plek waar het enkele jaren voor de oorlog begon, loopt het leven zoetjes aan op zijn eind. De terugkeer naar geboortegrond en de naderende Dodenherdenking en Bevrijdingsdag maakt dat de tachtiger herinneringen en anekdotes uit de oorlogstijd opschreef. Stukje Leerdamse oorlogsgeschiedenis, zoals hij dat noemt.

Er was geen angst toen de Leerdamse hemel op 10 mei pikzwart zag van vliegtuigen die een brommende geluidsdeken over het stadje legden. Eerder nieuwsgierigheid naar wat komen ging. Heus, de zorgen van zijn moeder en zussen die in de jaren levensmiddelen op de kop te tikten en hout sprokkelden, sloegen ook op hem over. Maar Philip registreerde op de onschuldige manier van een kind. Sloeg beelden op die hij zevenenzeventig jaar later nog vlijmscherp kan reproduceren. Beelden zonder veel gevoel en mening. Hij was ook te druk met hoepelen, priktollen en looieren – knikkeren met loden kogels. Hij speelde oorlogje met houten zwaarden en geweren van ijzeren elektriciteitsbuizen met z'n vriendjes op de Zuidwal. Voor de duiding van de gebeurtenissen op het wereldtoneel, laat staan de betekenis van goed en fout, was hij te jong. "Ik vertel het verhaal van een kind."
Van lieverlee sloop de angst er toch in. Op een beleefd 'auf Wiedersehen' van een Duitser die de kantoorvakhandel van zijn ouders verliet, antwoordde zijn vader steevast 'ik hoop je ook nooit meer te zien'. Vooral bij zijn moeder brak het angstzweet uit bij de gedachte dat de soldaat de echte betekenis van de groet doorkreeg. Zijn vaders baldadigheid kreeg ook vat op Philip die één keer een Duitse soldaat, die op zoek was naar het Leger des Heils in de Hoogstraat, opzettelijk naar de Grote Steiger stuurde. Een andere keer kneep de familie 'm toen Duitsers zich wilden laten inkwartieren in de winkel van zijn ouders. Met het argument dat de winkel tegelijk hun woning was, weigerde Philips moeder de vijand de sleutel te overhandigen. De plek waar de jongens oorlogje speelden, was één keer doelwit van een overtrekkend vliegtuig dat het blikkerende ijzer van een zaagselafzuigapparaat van Varsseveld per abuis aanzag voor oorlogstuig. Granaten kletterden neer op de Zuidwal, maar de adrenaline won het van de angst. "We vonden het nog interessant ook."
Philip verloor in 1942 zijn pas 57-jarige vader aan een hartkwaal. Zijn moeder ging door met de kantoorvakhandel die Philip later overnam. Zijn oudere zussen waren dagelijks in de weer om bij boeren artikelen uit de winkel te ruilen voor melk, meel en aardappels. Wrang genoeg werd de pop van zijn oudere zus op het erf van een boer als ruilmiddel ingezet voor een maaltje bonen. Vele jaren later kwam Philip stomtoevallig de inmiddels oudere vrouw tegen het lijf voor wie het speelgoed destijds bestemd was. "Ze kon zich nóg verkneukelen over het feit dat ze mijn zus daarmee verdriet had bezorgd. Mijn vrouw was daar erg kwaad over."
Twee jaar lang bleef Philip verstoken van basisonderwijs; het schoolgebouw was door de Duitsers ingevorderd. Thuis warmden ze hun voeten in de oven van het fornuis. In de hoek van de slaapkamer stond een zelf in elkaar genaaide rugzak die klaarstond voor het geval ze moesten vluchten voor het oorlogsgeweld. Op de Zuidwal klaterde geregeld luchtafweergeschut. Op een dag kwam Philip oog in oog te staan met een Joodse onderduiker die aan de overkant van de straat voor het raam staarde en ineens door de arm van zijn geschrokken verzorgster uit het zicht werd getrokken. Na de bevrijding kwam het jongetje tevoorschijn en toonde zijn onderduikplek: een gat in de muur. Tijdens een potje knikkeren zong het gerucht rond dat zijn ouders waren teruggekeerd. Het was andere familie uit België, zijn ouders hadden het concentratiekamp niet overleefd. "Ik zie de foto's van zijn familie nog op zijn slaapkamer hangen", blikt Philip terug.
Vlak na de oorlog raakte Philip bevriend met een nieuwe buurjongen die een antenne op het dak monteerde. Met hem maakte hij in de jaren vijftig op de motor een tocht langs gehavende Duitse steden en de van oorlogssporen doortrokken Ardennen. Een kampeeravontuur dat voor die tijd vooruitstrevend was. "Ik zag veel oorlogskerkhoven. Er klinkt vooral de laatste jaren flink wat kritiek op Amerika, maar uit deze tijd heb ik mijn diepe bewondering behouden voor de Amerikaanse maar ook Canadese jongemannen die - vaak nog geen twintig jaar - hun leven voor ons hebben gegeven."
Philips herinneringen aan 1940-1945 getuigen niet van melancholie naar een voorbij gegleden leven. Ze zijn er ook niet om moraliserend te doen. Philips herinneringen zijn er gewoon.