Minder restafval betekent minder betalen

regio • De afvalstoffenheffing in het Rivierenland wordt in 2018 meer afhankelijk van de mate waarin mensen hun afval scheiden. Dat heeft Avri vastgesteld in de begroting voor volgend jaar.

De gemeenten, waar Avri het afval inzamelt, willen stimuleren dat steeds meer grondstoffen uit het afval worden gehaald. Daarom hebben zij besloten om het variabele deel van de afvalstoffenheffing (betalen per keer dat men restafval aanbiedt) met ingang van 2018 zwaarder te laten wegen in de totale heffing. In de begroting is de prognose opgenomen dat het vaste tarief in 2018 met 4 euro wordt verhoogd. Het aanbieden van restafval wordt volgend jaar voor het eerst duurder. Zo gaat men bijvoorbeeld voor het laten legen van een 240 liter restafvalcontainer 7 euro betalen in 2018. In 2017 was dit 6 euro. De gemeenten willen hiermee bereiken dat het voor inwoners aantrekkelijker wordt om minder restafval aan te bieden. Overigens stellen de gemeenten de tarieven van de afvalstoffenheffing pas in december definitief vast. Gemiddeld zal de afvalstoffenheffing naar verwachting met 12 euro stijgen. Hoe beter een inwoner afval scheidt, hoe minder hij betaalt. Voor inwoners betekent de gemiddelde stijging dus niet automatisch een hogere rekening.

Door de stijging van de afvalstoffenheffing kan de indruk ontstaan dat afval scheiden niet loont. De afvalstoffenheffing zou echter veel hoger zijn en sterker stijgen als het afval minder goed wordt gescheiden. Dat de afvalstoffenheffing stijgt, komt voornamelijk doordat in het verleden reserves (incidentele middelen) van Avri zijn ingezet om stijging van de afvalstoffenheffing voor de inwoners te verminderen. Nu die reserves bijna leeg zijn, stijgt de afvalstoffenheffing. Daarnaast stijgt de afvalstoffenheffing door een daling van de vergoedingen die ontvangen worden voor kunststof verpakkingen en door reguliere prijsindexeringen.

Inwoners bieden al drie jaar op rij steeds minder vaak restafval aan. Zo stond de restafvalcontainer van 140 liter in 2016 gemiddeld twee keer minder vaak aan de weg om geleegd te worden dan in 2014.