Gezienus d'n ongewone (deel 6)

Wat vooraf ging: Gezienus mocht voorlopig in het Weeshuis wonen en kon, op voorspraak van Kapitein Kal en Dominee Roodhuysen, aan het werk op de Zaltbommelse stadswallen.

Gezienus ontpopt zich in zijn nieuwe werkomgeving als een 'natuur'-talent en nauwelijks een jaar later wordt hij benoemd tot meewerkend voorman. Het gaat snel met Gezienus. In de avonduren zit hij op zijn kamer en werkt aan zijn algemene ontwikkeling. Hij heeft een behoorlijk achterstand wat betreft taal en rekenen. Naast zijn gevoel voor de natuur blijkt Gezienus nog een talent te bezitten, hij kan goed tekenen. Een eigenschap die hem later van pas zal komen.
In het jaar 1871 vertrekt hij uit het Weeshuis aan het Kerkplein en huurt hij een kleine woning in de Gamerschestraat. Dankzij zijn vakmanschap groeit zijn bekendheid in Zaltbommel. Notabelen, en andere inwoners met status, in het bezit van flinke tuinen, doen steeds vaker een beroep op hem en zijn tuinadviezen worden geprezen. Te meer, omdat hij een advies vaak vergezeld laat gaan van een fraaie tekening.

Gezienus werkt niet meer persoonlijk mee op de Stadswallen en beperkt daar zijn inbreng tot het geven van betaalde adviezen. Hij gaat zich volledig bezighouden met het aanleggen en onderhouden van particuliere tuinen in en rondom Zaltbommel. Een tweetal knechten, afkomstig uit de plantsoenendienst, volgen hem. Zijn bijnaam, d'n Ongewone, wordt allang niet meer gebruikt in Zaltbommel, maar hij wordt aangesproken met mijnheer Ensing. Tja, status doet wel wat met je!

Op een dag is hij bezig in de tuin van de familie Heijligers in de Ruiterstraat te Zaltbommel en ziet daar een mooie jonge vrouw in een lichtroze jurk. Ze is daar blijkbaar op visite en toont belangstelling voor de fraaie tuin en raakt met Gezienus aan de praat. Ze stelt zich voor als Alida van Zuylen. De beide jonge mensen mogen elkaar en de welbekende vonk slaat over.
Het contact tussen hen beiden ontgaat ook mevrouw Heijligers niet. Na vertrek van Alida vraagt Gezienus terloops aan haar waar ze woont. Met een glimlach op haar gezicht vertelt ze dat Alida in het huis van haar tante, Arnolda Sophia de Roock woont, in de Boschstraat. Het meisje heeft geen ouders meer en haar tante, een zuster van haar moeder, heeft zich over haar ontfermd. Arnolda Sophia de Roock is weduwe en is rijk geworden met de handel in sterke drank. Weduwe de Roock is ziekelijk en verblijft al geruime tijd in het Zeeuwse Domburg in een kuuroord.

Gezienus vraagt of Alida dan helemaal alleen in het grote huis woont, waarop mevrouw Heijligers antwoordt dat er permanent een huishoudster en een echtpaar aanwezig is. De man en vrouw onderhouden het huis. De huishoudster, juffrouw Zorgdrager, heeft de algehele leiding, is gezelschapsdame en tevens chaperonne van Alida.

Wordt vervolgd.