Arie
Hendrikus...

Wat voorafging:
In het huis van Arie Hendrikus, beroepsvisser, en zijn vrouw Grada, lijkt de tijd sinds 1900 te hebben stilgestaan.

Achter de voordeur lag de lange gang die rechtstreeks doorliep naar het kleine binnenplaatsje achter het huis. Op het binnenplaatsje was ook de WC. Met een houten deur waarin een hartje was uitgezaagd.
Een achterom was er niet. De 'mooie' kamer aan de straatkant werd alleen gebruikt op zon- en feestdagen en als er bijzonder bezoek kwam. Daarachter was een tussenkamer met, jazeker, de bedstee. Deze kon overdag met houten deuren worden afgesloten. In de gang bevond zich de enige waterkraan van het huis. Alleen koud water uiteraard. Verderop in de gang was er een opstapje met een aantal treden naar de keuken. En daar speelde het dagelijks leven zich voornamelijk af.
Tot het moment dat de inwoners van Zaltbommel konden beschikken over gas, werd er gekookt en verwarmd met kachels en fornuizen gestookt op hout en kolen. In de keuken stond, in de schouw, een prachtige zwarte plattebuiskachel die door Grada op gezette tijden werd gepoetst. Aan de buis hingen allerlei attributen zoals poken en tangen. De openingen in de buis, waarop pannen konden worden geplaatst, konden groter of kleiner worden gemaakt met de bijbehorende ringen. In de winter was de grote, ronde kachelbodem een prima plek om de voeten te verwarmen.

Kokend water kon alleen worden verkregen door het te verhitten op de kachel. Later, toen er gas kwam, werd er een tweepits stelletje aangeschaft. Om het gas te kunnen gebruiken moest je wel gasmunten kopen. Het kastje om de munten in te doen hing in de gang. Grada had er een kleedje met franjes over gedrapeerd. Stond wat netter. Aan de grote, grenenhouten tafel in de keuken werd gegeten. Om het eten warm te houden, werd er gebruik gemaakt van een petroleumstelletje. De tafel werd regelmatig door Grada met fijn wit zand opgeschuurd en zag er uit als om door een ringetje te halen.

Alles wat maar enigszins met het huishouden te maken had, kwam voor rekening van Grada. Ze kookte, hield het huis schoon, deed de was (met de hand uiteraard) en maakte allerlei groenten in die dan tijdens de wintermaanden werden gegeten. Appeltjes lagen te drogen op zolder. Kersen op sap en pruimen op brandewijn voor speciale gelegenheden.

In het Bommel van toen waren nog veel agrarische invloeden zichtbaar, zo ook bij Arie en Grada. Op het kleine plaatsje achter het huis bevond zich een hok met daarin een varken. Het beest werd gedurende het jaar vetgemest en in november geslacht. Dat gebeurde ook gewoon thuis. Je kunt je in de tegenwoordige tijd niet meer voorstellen dat je buurman in zijn achtertuin een varken aan het vetmesten is. De bezwaarschriften zouden je om de oren vliegen. Het vlees en spek van het varken moest worden bewaard en dat kon in die tijd alleen maar door het te drogen of te bewaren in het zout.

Wordt vervolgd.