• Joop en Gerda hebben ook Zainab (links) en Khudeeda uit Irak geholpen met inburgeren.
• Joop en Gerda hebben ook Zainab (links) en Khudeeda uit Irak geholpen met inburgeren. Foto: Anne Marie Hoekstra

'We hebben de mensen te veel gepamperd in het begin'

Hulp aan vluchtelingen

Onlangs liep Joop van der Grijn in Sliedrecht in een supermarkt toen hij plotseling omhelsd werd door een gesluierde Somalische vrouw. Ze herkende hem: hij was de vrijwilliger die haar ooit wegwijs maakte in Nederland.

Joop en Gerda van der Grijn uit Gou-driaan hadden geen idee waaraan ze begonnen toen ze zich aanmeldden voor de begeleiding van statushouders. Vijfentwintig jaar geleden werd aangekondigd dat er in hun dorp een woning was vrijgemaakt voor de opvang van nieuwe Nederlanders. Joop vertelt: "Er zouden mensen uit Congo komen. Het hele dorp stond op zijn kop. Er ging een protestbrief rond, iedereen werd om een handtekening gevraagd." Gerda: "Het was een doorgangshuis, iedereen dacht: straks zitten er elke drie maanden andere mensen." De weerstand smolt als sneeuw voor de zon toen het gezin eenmaal gearriveerd was. Joop en Gerda stelden zich al op voorhand gastvrij op. "Uit naastenliefde", zegt Joop. "We hebben twee geadopteerde dochters, daardoor konden we inschatten wat het betekent als je vanuit Afrika hier komt, niks weet en niemand kent."

Bijna doodgeknuffeld

Zes mensen meldden zich aan als vrijwilligers, om de nieuwkomers wegwijs te maken. "Ze werden bijna doodgeknuffeld", herinnert Joop zich met een grijns. Gerda: "We hadden bedacht: het is leuk als we klaarzitten met koffie en gebak, als ze aankomen. Het huis hadden we schoongemaakt, we hadden bloemen neergezet. Dan komt daar een gezin met twee jonge kinderen, die wisten niet wat hen overkwam. De vader zei: 'We gaan niet eerst koffiedrinken, maar God danken dat we aangekomen zijn, dat we een huis hebben en mensen om ons heen.' Dat vonden wij mooi."

De Congolese moeder was snel in verwachting van haar derde. Gerda: "We moesten kraamhulp regelen en spullen voor de baby. We dachten dat ze een ledikantje en een box nodig hadden. Maar ze legden het kindje bij zich in bed en een box heeft er nooit gestaan. We moesten eraan wennen dat hun cultuur heel anders is, dat ze niet alles op onze manier deden."

In de beginjaren verstrekte de toenmalige gemeente Graafstroom lijstjes waarop stond welk huisraad nodig was. De vrijwilligers regelden het. Gerda: "Nu moeten ze dat zelf doen. Ook maakten we de huizen schoon, waar statushouders zouden komen. Vrijwilligers uit andere dorpen hielpen ons en wij hebben ook in andere dorpen heel wat afgepoetst."
Ook bij doktersbezoek waren ze nodig. Joop: "Als ze een arts nodig hebben, is het eerste wat ze doen: een vrijwilliger bellen. Een huisarts is 's avonds niet meer bereikbaar, dan moet je naar de huisartsenpost in Gorinchem." Met een Somalische man met een nierziekte heeft Joop er wel eens tot na middernacht gezeten. "Als ze er een keer geweest zijn, kunnen ze een volgende keer wel met de bus. Maar de taal is natuurlijk ook een probleem."

'Het contact met mensen uit andere culturen verrijkt je en verruimt je blik'

Afwasborstel

Al doende leerden de Goudriaanse vrijwilligers steeds beter omgaan met cultuurverschillen. Gerda: "We kochten voor mensen uit Zaïre een afwasborstel en -teiltje. Maar ze gebruikten dat niet, daarom probeerden wij hen te leren hoe ze een afwasborstel moesten gebruiken. Dat is van ons veel te betweterig geweest. Ook hebben we de mensen te veel gepamperd in het begin." Ze zijn hun eigen cultuur meer gaan relativeren. "Je realiseert je dat onze manier niet heilig is. Het contact met mensen uit andere culturen verrijkt je en verruimt je blik." De gastvrijheid van veel statushouders viel op. "Als je binnenkomt, zetten ze gelijk wat op tafel. Je kunt altijd mee-eten." Met een lachje kijkt ze naar Joop. "Dan kwam hij rond etenstijd thuis en had al het een en ander op." Plagerig reageert Joop: "Als je er kwam, ging de vrouw gelijk koken. Dat heb ik jou nooit zien doen."

Niet alle cultuurverschillen vonden ze acceptabel. Gerda: "Er was een Somalische man die zijn vrouw binnenhield en onderdrukte. Af en toe probeerde ik haar mee te krijgen. Het bleek dat hij bovenaan de trap had staan luisteren en hoorde wat ik tegen haar zei. Stiekem kwam ze soms toch naar ons toe."

Ze kwamen ook in aanraking met andere religies en kerken. "We zijn met een jongen mee geweest naar een Eritrese kerk", vertelt Joop. "Hij ging ook wel eens met ons mee en vond het vreemd dat iedereen zijn schoenen aanhield. Hij voelde zich bezwaard als hij dat deed." Gerda: "We zijn ook in een moskee geweest, en in een Iraanse gemeente. Het is een verrijking om te zien hoe zij hun geloof beleven."

Hoewel ze hun taak bij VluchtelingenWerk na 25 jaar hebben neergelegd, blijven ze hand- en spandiensten verrichten. De contacten die er zijn willen ze niet zomaar afkappen. Een 25-jarige jongeman uit Eritrea komt nog graag bij hen over de vloer. "Hij noemt ons opa en oma."