• Aart Twigt houdt van woningen uit de jaren dertig.
• Aart Twigt houdt van woningen uit de jaren dertig. Foto: Anne Marie Hoekstra

Laatste generatie van schildersfamilie vertrekt

Schilderen als een topsporter

Het verfwerk van Aart Twigt (68) uit Alblasserdam voelt aan als fluweel. Hij praat over zijn vak zoals een kunstschilder dat zou doen, met grote passie en aandacht voor detail.

Aart werkt altijd alleen, uiterst geconcentreerd. Personeel heeft hij nooit willen hebben, omdat hij niet wil worden afgeleid. Hij laat het kozijn in zijn keuken zien: spiegelglad, glanzend verfwerk waar je vingers automatisch naartoe gaan, om te voelen wat je ogen nauwelijks kunnen geloven. Is dit wel verf? "Dit is topsport", zegt hij met een glimlach. "Het duurt minstens tien jaar voordat je op dit niveau bent, als je talent hebt. Zelfs luchtdruk speelt een rol, bij het prepareren van de kwast, het verdunnen van de verf. Het heeft ook te maken met geduld. Schuren is het allerbelangrijkst. Ik denk dat mijn voorliefde voor mooie dingen samenhangt met het schilderwerk dat ik maak. Ik vraag me af of je plezier kunt hebben in je werk als je het anders doet."
Ook zijn opa Janus was schilder, net als zijn vader Bastiaan en zijn oom Piet. Aart is minstens zo goed als zijn oom. "Mijn oom Piet werkte voor de elite. Ik ben duurder dan de gemiddelde schilder, maar ik werk niet in villa's." Dat komt doordat de tijden zijn veranderd. "Klanten willen niet meer dat je alleen komt, het werk moet snel klaar zijn." Overigens kon oom Piet het als werknemer niet volhouden, als gevolg van zijn perfectionisme. "Hij is in 1966 uit het bedrijf gestapt, hij paste niet in de cultuur en ging zelfstandig verder."

Cultuur

Deze zomer verhuist Aart naar Voorburg bij Den Haag, zijn huidige jarendertigwoning verkocht hij aan de vierde generatie Twigt. In Voorburg betrekt Aart opnieuw een pand uit de jaren dertig, dat net als zijn huidige woning geen centrale verwarming heeft. "Die buizen vind ik lelijk en ze passen niet in een huis uit die tijd. Net als in mijn huis in de Polderstraat staan er gaskachels." Zijn nieuwe bovenwoning heeft glas-in-loodramen en gebrandschilderd glas. Hij moet er nog flink aan de slag. "Het schilderwerk ziet er niet uit, ik ga eerst eens goed schuren. Het huis staat vlak bij het station, ik doe mijn auto weg en schaf een vouwfiets aan. En het is dicht bij de schouwburg en het filmhuis, ik wil dichter bij cultuur wonen, zodat ik ernaartoe kan fietsen."

Ook in musea is hij regelmatig te vinden. "Ik moet af en toe naar een museum, wil mooie dingen zien. Ik hou van zowel moderne als oude schilderkunst. Een favoriete schilder kan hij niet noemen, er zijn te veel goede kunstenaars. Maar William Turner is een van de schilders die hij bewondert. Een man die net als hij op een eigenzinnige manier zijn vak uitoefende. "Dat herkende ik toen ik de film 'Mr. Turner' zag."

Is hij niet bang dat hij Alblasserdam gaat missen straks? Hij woont tenslotte al zijn hele leven in het dorp, waarvan bijna zestig jaar op Polderstraat 40. Met een glimlach en een kleine beweging van zijn schouders: "Daar wonen óók mensen. Ik vind het een avontuur. Wat ik ga missen is dat ik mijn hand op kan steken, dat vond ik ook altijd het leuke aan fietsen, dat ik mensen zag." Zijn band met het dorp is niet erg hecht. "Ik leef meer buiten het dorp dan erin. Ik heb me nooit met het dorp bemoeid, behalve dan voor mijn werk."
Van grootvader Janus, die hij als kind vaak zag maar niet graag mocht, heeft Aart nog het eerste karweiboek, een dik vergeeld schrift met een harde kaft. "Hij is officieel voor eigen rekening begonnen op 27 augustus 1913. Zijn eerste klant was wagenmaker Den Ouden. Hij schilderde een tweewielig wagentje voor het arbeidsloon van 1,78 gulden, de verf kostte 4,54 gulden. Ik denk dat hij 's winters zelf zijn verf maakte. Mijn opa was een goede ondernemer, maar zoals dat gaat met bedrijven: de derde generatie bakt er niks van." Hij lacht. "Als ik personeel zou hebben, zou het verschil tussen hun werk en dat van mij te groot zijn." Bovendien heeft hij geen zin in het regelwerk dat bij het runnen van een groter bedrijf komt kijken. "Schilderwerk maken vind ik leuker. Pas de laatste jaren realiseer ik me hoe goed mijn opa was als ondernemer. Hij heeft twintig mensen in dienst gehad, door de jaren heen hebben er honderd mensen voor hem gewerkt. In de jaren dertig werkten ze in het Westland en Brabant, de schilders gingen door de week in pension. Na de oorlog schilderden ze machinekamers, op scheepswerven."

'Ik heb me nooit met het dorp bemoeid, behalve dan voor mijn werk'

Schotse Hooglanden

Aart verheugt zich op de vrije tijd die hij straks zal hebben, nu hij stopt met werken. Hij is lid van de vereniging 'Rugzaklopers', mensen die met een bepakte rugzak door mooi landschap trekken. "Ik maak tochten door Nederland, Engeland en Schotland. De Schotse Hooglanden zijn zó uitgestrekt. Je hoort er alleen het geruis van de wind en het water. Op een ochtend werd ik wakker en was mijn tent omringd door herten."

Plezier in het werk heeft voor Aart altijd bovenaan gestaan. Daarom werkte hij op uurbasis, nooit voor een vooraf afgesproken aanneemsom. "Werk aannemen kan lucratief zijn; je kunt het voor bijvoorbeeld 1000 euro aannemen en er voor 700 euro werk en materiaal in stoppen. Maar ik heb altijd tegen de klant gezegd: ik wil niet dat u teveel betaalt en ook niet dat ik te weinig verdien. Rijk ben ik er niet van geworden."
Aart wil de tijd kunnen nemen die voor topschilderwerk nodig is. Het resultaat moet oogstrelend zijn. "Het is ook een genot om het schoon te houden. Een klant zei eens: 'Als ik schoonmaak, denk ik aan jou." Zo'n opmerking is een beloning op zichzelf. "Dan hoef je toch niet veel te verdienen?"