Afbeelding
Foto: Frans van den Heuvel

De boom met de vijf stammen

Hij bekeek haar en zijn adem stokte! Een wonderschoon meisje in een lange effen lichtgekleurde jurk met lange mouwen, die tot op haar enkels hing en met een bloemenkrans in het lange haar gevlochten, keek hem glimlachend aan. Ze had grote blauwe ogen.
"Wie ben jij?" vroeg hij, "en waar kom je zo opeens vandaan?"

"Van het eilandje" zei ze, "daar woon ik"! "Dat kan toch niet" zei hij, "daar wonen toch geen mensen! 's Winters, als er ijs op de gracht lag gingen we er wel eens kijken maar dan zagen we nooit iets!" "Dat is zo", zei ze, In de winter is er inderdaad niemand, dan slapen we tot de voorjaarszon ons weer wekt." "We", zei hij! "Zijn er dan nog meer zoals jij? Jazeker! We zijn droomfeeën die naar de mensen toekomen als ze ons roepen. En jij hebt me geroepen! In je droom…..! Dus hier ben ik……!"

Het was even wennen voor de jongen, hij had per slot van rekening nog nooit iets met meisjes gehad, en hij zag er als een berg tegenop een gesprek met haar te moeten voeren. Een droomfee nog wel en nog een hele mooie ook! Ga daar maar aanstaan!
Maar ze nam hem letterlijk en figuurlijk bij de hand en het was net alsof de wereld om hem heen niet meer bestond. Tijd en ruimte werden fictieve elementen!

Hij sloot zijn ogen en hoorde alleen nog haar heldere, enigszins zangerige, stem die hem van alles vroeg over zijn dagelijks leven en zijn diepste gedachten. Hij kon niks voor zich houden, alles vertelde hij. Ook hoe moeilijk hij het had op school en dat de andere leerlingen hem vaak links lieten liggen en hij zich daardoor vaak erg alleen voelde.

Alles wat zij hem vertelde en ook de wijze raad die ze hem meegaf nam hij in zich op als was het een honingdrank.

Hij voelde zich als herboren. Hij werd helemaal warm van binnen en ook zijn gedachten werden overspoeld met alleen maar mooie beelden! Een bijna hemelse ervaring, zo intens, zoiets was hem nog nooit overkomen!

"Als je me roept in je droom kom ik", zei ze, "maar ik ben maar heel kort hier! Alleen in de maand Mei en dan is het me maar één nacht toegestaan om met jou te praten!

Terwijl ergens in de struiken een diertje een ritselend geluid maakte, en een uil zich in een van de hoge bomen liet horen, verdween het meisje in het duister in een wolk van bloemblaadjes die langzaam op hem neerdaalden.

Hij riep haar nog na, maar tevergeefs, er kwam geen reactie.

(Wordt vervolgd)