• Dick Kits en Anneke van der Plaats.
• Dick Kits en Anneke van der Plaats. Foto: Anne Marie Hoekstra

Gedrag dementerenden verklaarbaar

Neurowetenschap biedt hulp

'Een oudere man met dementie houdt zijn kopje zó schuin dat de koffie over zijn overhemd loopt. Zijn partner schiet razendsnel te hulp en grijpt het kopje. De man schrikt en slaat van zich af.'

Dit praktijkvoorbeeld komt uit het boek 'De dag door met dementie' van sociaal geriater dr. Anneke van der Plaats en de Goudriaanse auteur Dick Kits. Als ondernemer in de zorg kwam Kits met Van der Plaats in contact. Hij vertelt: "Ik vroeg Anneke: kunnen we misschien een boek maken over de vraag wat je de hele dag moet doen als je iemand met dementie in huis hebt? Toen was de titel al geboren." Van der Plaats vertelt: "Ik snapte het gedrag van demente mensen nooit goed. Dan dacht ik dat ik het goed deed en: pats, daar kreeg ik een draai om mijn oren. Ik kan niet goed werken als ik niet weet waarom ik iets goed doe of niet. Ik wist niet waarom iets soms mislukte." Als verpleeghuisarts besloot ze zich te gaan verdiepen in de neurowetenschap, om te ontdekken wat er gebeurt in het brein van dementerende mensen. Ze zocht contact met professor Kools uit Nijmegen. "Ik ging net met pensioen en hou van studeren. Kools is inmiddels overleden, ik heb veel van hem geleerd." Grote verdienste van Van der Plaats is dat ze de theoretische kennis weet te vertalen naar de praktijk, zodat iedereen die in contact komt met dementerenden duidelijke handvatten krijgt. Omdat het aantal mensen met dementie zal verdubbelen, voorziet deze informatie in een groeiende behoefte.

Boven- en onderbrein

Al kort nadat ze met haar studie was begonnen, trad Van der Plaats naar buiten met haar ontdekkingen. Dat was in 2002. Tot op de dag van vandaag helpt ze verzorgenden, fysiotherapeuten, artsen en psychiaters te begrijpen wat er met dementerenden gebeurt en wat dat betekent voor de dagelijkse omgang met deze mensen. Dat doet ze onder andere door lezingen te geven. Aan de basis van haar benadering ligt de kennis van het bovenbrein (laag drie en vier) en het onderbrein (laag één en twee). Hogere herseneigenschappen in het bovenbrein zijn onder andere: inlevingsvermogen, geweten, zelfkritiek, besef van tijd, ruimtelijk inzicht, plannen en organiseren en initiatief nemen. "Algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals jezelf wassen en aankleden, zitten in laag vier. Hetzelfde geldt voor huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen. Je kunt dat zien aan de leeftijd waarop een kind de dagelijkse levensverrichtingen beheerst; dan is het minstens vijf jaar. Pas vanaf een jaar of dertien kunnen tieners huishoudelijk werk gaan overzien en uitvoeren."

Mensen met dementie tonen steeds minder initiatief. "Het beginnen, volhouden en beëindigen van een activiteit zijn drie verschillende activiteiten. Soms is iemand met een activiteit begonnen, maar weet hij niet van ophouden. Dit geldt ook voor psychiatrische patiënten. Toch zie je dat in instellingen van hen wordt gevraagd om zich onder andere aan afspraken te houden en hun kamer op te ruimen. Als ze dat niet doen, krijgen ze straf." Fel: "Maar dat kunnen ze dus niet! Voor een aardige zuster doet iemand het misschien een keer. Maar als een handeling één keer lukt, wil dat niet zeggen dat je hem daarna overal kunt toepassen. Je moet dan eigenlijk gaan onderzoeken: wat was er nu dat hij het kon? Iemand ging zichzelf bijvoorbeeld wassen omdat de verzorgende de kraan heel hard open zette. Dat geluid riep een soort reflex op."

Glazen deuren

'Dementerenden gaan op zoek naar prikkels, of creëren die zelf'

Ook op het gebied van woninginrichting en de architectuur van verpleeghuizen valt er nog veel te verbeteren, vindt de sociaal geriater. "Wanneer je het maar een beetje ouderwets laat zijn, is het goed. Dan is het bekend. Maar architecten bouwen voor de toekomst. Ik zeg: bouw archetypisch, tijdloos. Architecten overleggen met raden van bestuur, die vinden dat een verpleeghuis bijzonder moet zijn. Architecten krijgen de ruimte om de meest dolle dingen te doen. Ramen tot aan de grond, dan denken dementerenden dat ze buiten zitten. Vreselijk. Glazen deuren, daar lopen ze tegenaan." Kits: "De omgeving is zó belangrijk. Er zijn tehuizen waarin beleefplekken zijn gecreëerd, met oude spullen. Dan hebben bewoners het gevoel: ik ben weer in mijn oude omgeving."

In hun eigen kamer staan vaak wel oude en vertrouwde spullen. "Maar daar gaan deze mensen niet zitten, omdat daar alleen statische prikkels zijn: alles staat er stil en is geluidloos. Statische prikkels zijn moeilijker te verwerken in de hersenen dan dynamische. Ze worden in laag drie en vier verwerkt: het rationele, denkende brein. Om die reden gaan dementerenden op zoek naar prikkels, of ze creëren ze zelf door te gaan zingen, roepen, fluiten, gillen. Het onderbrein wil dat. Verzorging zegt dan: 'Hou eens op meneer Jansen.' Maar dat kan hij dus niet meer. Wat overigens nog wel goed werkt is het emotionele geheugen." Dat laatste betekent dat iets wat bijvoorbeeld blijdschap of angst opwekte, vaak wél wordt onthouden.Wat is het belangrijkste advies dat de auteurs kunnen geven? Van der Plaats: "Tegenspreken en verbeteren is het allerergste. Dat moet je niet doen." Kits: "Ik moet denken aan een uitspraak van de wijsgeer Lao Tse: 'Als je de mensen wilt leiden, moet je leren hoe je ze moet volgen'."

Tik van de juf

Het gedrag van de dementerende man uit het begin van dit artikel kunnen Van der Plaats en Kits goed verklaren. In hun boek schrijven ze dat het demente brein van de koffiedrinkende man de snelle hulpbeweging van zijn partner niet kan bijhouden. 'Hij denkt, net als vroeger op school, dat de juffrouw hem een tik gaat uitdelen.' Een partner of verzorgende die dit begrijpt, weet vervelende reacties een volgende keer te voorkomen.