Streekvertelsels: Een roversbende in Rossum
Algemeen Rob & Robbies Streekvertelsels 55 keer gelezenRob & Robbies Streekvertelsels
De Bommelerwaard werd in de vijftiende eeuw opgeschrikt door gewelddadige roversbenden. Op een nacht, ergens in de zomer van 1445, werd in Kessel aan de Maas een man van zijn bed gelicht en door zo'n dertien rovers doodgeslagen. Een neef van de man raakte bij het incident ernstig gewond en overleed even later. Maar diens broer Maes Couwe werd door de rovers meegenomen naar de Bommelerwaard en in Rossum vastgebonden. Aan een van zijn duimen werd een pijnlijke duimklem bevestigd.
Maes stond doodsangsten uit, vooral toen de rovers een bedrag van 3000 rijders losgeld vroegen. Vastgebonden op een paard met zijn voeten naar beneden, doorstond Maes barre tochten door de Bommelerwaard, waar de rovers op plundertocht gingen. 's Avonds werd de arme Maes opgesloten in de kerker van een klein kasteel van een jonker. 's Nachts klonk het geweeklaag vanuit de kerker.
De uitgeputte Maes smeekte Moeder Maria om hulp, waarop op wonderlijke wijze de duimklem afviel, de touwen, waarmee hij vastgebonden was, loslieten en de deur van de kerker plotseling geopend was. Snel maakte Maes zich uit de voeten. De rode mantel die hij droeg, sloeg hij binnenstebuiten om, zodat hij nu een witte mantel had en niet herkend kon worden.
Onderwijl hadden de rovers ontdekt dat Maes was gevlogen. Woedend sprongen zij op hun paarden en gingen op zoek, maar vonden Maes, de zich schuilhield in een doornenstruik, niet. Na een lange tocht bereikte Maes het Brabantse Megen, waar hij veilig was. Dankzij de hulp van Maria ondernam Maes een bedevaart naar 'Onse Suete Vrouwe' in 's-Hertogenbosch, waar hij de duimklem en de touwen waarmee hij vastgebonden was, offerde aan de Moeder Gods.
De legende werd door een geestelijke van de Bossche Sint Jan opgeschreven in het Mirakelboek van Onze Lieve Vrouw van 's-Hertogenbosch.
Tekst: Robbie Dell'Aira
Illustraties: Rob Reis
